Kloofdichters

Tekst Carla van Boxtel
Gepubliceerd op 24-06-2021
Een onderzoekende docent, dat gun je elke leerling. Professionele nieuwsgierigheid is namelijk een motor voor kwalitatief hoogwaardig onderwijs. Er is wel een voorwaarde: ‘voldoende tijd’, zegt Carla van Boxtel.


Ik gun elke leerling een onderzoekende docent. Een docent die zich verdiept in inzichten uit onderzoek op het gebied van de onderwijsinhoud, vakdidactiek en pedagogiek; die de eigen onderwijspraktijk, vernieuwingen en aangeboden materialen kritisch evalueert en die analyse in combinatie met theorie gebruikt om onderwijs te (her)ontwerpen. Het gaat dan niet alleen om het vullen van een gereedschapskist met aanpakken ‘die werken’. Als je je verdiept in theoretische begrippen, zoals taalbewustzijn, historisch denken, wiskundig modelleren, zelfregulatie of formatief toetsen, ga je vaak anders kijken naar bijvoorbeeld leerlingwerk, interacties of aanpakken in de klas. Je ziet problemen die je eerst niet zag en bedenkt nieuwe en betere oplossingen.
Er zijn vaak zorgen over de reikwijdte van praktijkonderzoek in de school. Maar dan wordt vergeten dat die ene onderzoekende docent die deelneemt aan een professionele leergemeenschap (zoals de Werkplaats Onderwijsonderzoek Amsterdam VO/MBO) of die promotieonderzoek doet, zijn of haar nieuwe kennis dag in dag uit ten goede laat komen aan steeds weer nieuwe groepen leerlingen. Natuurlijk is het ook belangrijk dat onderzoekende docenten de kennis die zij verwerven en ontwikkelen delen binnen de school. Schoolleiders moeten dit stimuleren, faciliteren en organiseren, bijvoorbeeld via leergemeenschappen en expertisecentra. Juist docenten die in de eigen school onderzoek doen, kunnen de kloof tussen wetenschappelijk onderwijsonderzoek en de praktijk helpen dichten. Zij spreken immers de taal van de onderwijspraktijk en begrijpen vragen en zorgen die voortkomen uit de context die in elke school of klas anders kan zijn.

Wat me zelf altijd opvalt bij onderzoekende docenten, is hun enthousiasme en gedrevenheid. Misschien is het toeval, maar de vele onderzoekende docenten die ik ken zijn nooit die docenten die met veel cynisme het onderwijs failliet verklaren en verzuchten dat het vroeger allemaal beter was. En zij zijn ook nooit de docenten die in hun gedrevenheid en enthousiasme geheel los zijn geraakt van het marmoleum in het klaslokaal en met hun hoofd in de wolken van een nieuwe onderwijshype geen helder zicht meer hebben op de kwaliteit van hun onderwijs.

Helaas hebben veel docenten in Nederland nauwelijks tijd om zich in resultaten van onderwijsonderzoek te verdiepen en onderwijs te ontwerpen en organiseren op basis van praktijkonderzoek. Literatuur lezen, met experts praten en op een systematische manier onderwijs ontwerpen en evalueren, het kost allemaal tijd. Het is vaak ploeteren om je onderwijs op basis van theorie en zelf verzamelde gegevens te ontwikkelen. Er moeten veel afwegingen en keuzes worden gemaakt en er zijn altijd aanpassingen nodig voor de eigen specifieke context. Ook het goed analyseren van een probleem en het evalueren van de opbrengsten kost veel tijd. Dit geldt ook voor het praktijkonderzoek dat nodig is om de interventies te implementeren en evalueren die in het recent gelanceerde Nationaal Programma Onderwijs worden voorgesteld.

Het ministerie van OCW, schoolbesturen en verstrekkers van subsidie voor onderwijsonderzoek kunnen met extra en beschikbare middelen de waardevolle tijd faciliteren waarin docenten praktijkonderzoek kunnen doen, zodat meer leerlingen de onderzoekende docenten krijgen die ik hun zo gun.


Carla van Boxtel is hoogleraar vakdidactiek, in het bijzonder geschiedenisonderwijs aan de Interfacultaire Lerarenopleidingen (ILO) van de Universiteit van Amsterdam.


Deze column verscheen in de special van Didactief, juni 2021. 

Verder lezen

1 Special: Een leven lang leren

Een ogenblik geduld...
Click here to revoke the Cookie consent