Nieuws

Leren voor het leven

Tekst Carla van Boxtel
Gepubliceerd op 08-12-2016 Gewijzigd op 08-12-2016
Beeld De Beeldredaktie
Scholen hebben volgens de inspectie nog te weinig aandacht voor burgerschapsvorming. De schoolvakken wiskunde, Nederlands en geschiedenis hebben echter veel te bieden. Drie vakdidactische experts in gesprek over hun bijdrage aan burgerschap.

Aan tafel zitten Wouter van Joolingen, Theo Witte en Carla van Boxtel. 

Welk voorwerp is metaforisch voor burgerschapsvorming in relatie tot je eigen vak?

Wouter van Joolingen, hoogleraar didactiek van wiskunde en natuurwetenschappen aan de Universiteit Utrecht en wetenschappelijk directeur van het Freudenthal Instituut. Modellen zijn het belangrijkste element van alle natuurwetenschappen. Ze vormen het denkgereedschap waarmee je belangrijke beslissingen kunt nemen, en waarmee je de informatie die op je afkomt op waarde kunt schatten.

Theo Witte, vakdidacticus Nederlands aan de Rijksuniversiteit Groningen, voorzitter van het Meesterschapsteam Letterkunde Nederlands en hoofdredacteur van de website Lezen voor de lijst.
Mensen vormen en verspreiden hun ideeën via taal met als doel dat anderen hen verstaan. Proza, drama en poëzie zijn bij uitstek de genres waarmee schrijvers je aan het denken zetten en in het hart kunnen raken.

Carla van Boxtel, hoogleraar vakdidactiek geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, directeur van het Landelijk Expertisecentrum Mens- en Maatschappijvakken en voorzitter van het Meesterschapsteam Geschiedenis. De kennis en denkvaardigheden die je opdoet in de mens- en maatschappijvakken zijn als een zaklamp waarmee je in de samenleving op onderzoek uit kunt. Je kunt daarmee beter zien waar je bent en waar je naartoe wilt.
 

Hoe dragen wiskunde, Nederlands en geschiedenis bij aan burgerschapsvorming?

Witte: ‘Het gaat er bij burgerschapsvorming om dat je leert voor het leven. Wat literatuuronderwijs daar aan bijdraagt, is bijvoorbeeld ontwikkeling van het empathisch vermogen van leerlingen. Dat blijkt ook uit onderzoek. De kracht van literatuur is dat je een wereld waar je zelf geen deel van uitmaakt, van binnenuit kunt leren kennen. Een mooi voorbeeld is het boek Hersenschimmen. Je kunt praten over Alzheimer, maar Bernlef probeert zich te verplaatsen in mensen met Alzheimer. Als je dat leest, ervaar je de vervreemding en de reddeloosheid. Dat boek wordt om die reden bij verpleegkundigen aanbevolen. Als je het boek van Rodaan Al Galidi leest, Hoe ik talent voor het leven kreeg, dan kun je je een voorstelling maken van wat het betekent om jarenlang te moeten wachten in een asielzoekerscentrum. Daarnaast is taalbeheersing voor de socialisatie van leerlingen van levensbelang. Het is belangrijk dat leerlingen zich bewust zijn van hoe communicatie werkt en hoe zij taal kunnen en soms moéten gebruiken om in de maatschappij te kunnen functioneren.’ 

Het vermogen om wat je zelf logisch vindt even opzij te zetten

Van Boxtel: ‘Geschiedenis verbreedt ook de horizon. Je kunt kennismaken met het handelen van mensen in het verleden, dilemma’s waar mensen voor stonden, keuzes die ze maakten, en wat daarvan de gevolgen zijn. De afstand in de tijd maakt het soms makkelijker om te reflecteren: wat vinden we ervan, hoe kunnen we het verklaren? Je ontwikkelt dan ook het inzicht dat keuzes van mensen er toe doen. Dit besef, en het vermogen om wat je zelf logisch vindt even opzij te zetten en je eerst te verdiepen, dat zijn belangrijke onderdelen van burgerschapsvorming.’

Van Joolingen: ‘Ik geef een voorbeeld uit de biologie. Genetica heeft impact op iemands persoonlijke leven, bijvoorbeeld door erfelijke ziektes. Dan kun je leren hoe overerving precies werkt, maar beslissingen die er aan gerelateerd zijn, hebben ook persoonlijke en maatschappelijke gevolgen. We noemen dat socio-scientific issues. Daarbij moet de leerling wetenschappelijke kennis combineren met kennis over de maatschappij en met de persoonlijke beleving. In het biologieonderwijs is hier al langer aandacht voor, maar je ziet het ook steeds meer in de andere bètavakken.’

Witte: Is burgerschap niet meer een attitude?

Van Joolingen: ‘Burgerschap gaat ook om het systematisch kunnen benaderen van problemen. Dat je bijvoorbeeld bij genetische manipulatie niet meteen conclusies trekt, maar eerst kijkt wat er precies aan de hand is. Ook de nieuwsgierigheid om dingen te willen onderzoeken is belangrijk. Dat je niet zomaar alles voor waar aanneemt, maar zelf kritisch blijft nadenken.’  

Van Boxtel: ‘In de geschiedenisdidactiek is meer aandacht gekomen voor gevoelige historische onderwerpen, zoals het slavernijverleden of de holocaust. Hoe kun je leerlingen voorbereiden op discussies hierover? Ze moeten begrijpen waarom het gevoelige kwesties zijn, kritisch kunnen kijken naar wat mensen zeggen over het verleden. Wat iemand op televisie beweert: is daar historisch bewijs voor? Zijn er ook andere perspectieven…?’

'Wat is mis is bewustzijn'

Witte: ‘Het gaat inderdaad om besef, nieuwsgierigheid, de bereidheid om na te denken en elkaars mening te verkennen. Wat ik heel tekenend vind, is dat er bij burgerschapsvorming wordt gesproken over kennis en vaardigheden. Die zijn heel belangrijk, maar wat ik mis is bewustzijn. Het gaat om begrijpen, inzicht krijgen, je bewust worden, betekenis geven. Dat laatste is ook de kern van de geesteswetenschappelijke schoolvakken. Literatuuronderwijs kan bijdragen aan realiteitsbesef. Dat succes niet voor iedereen is. Dat niet iedereen altijd gelukkig is, dat er onzekerheden en twijfels zijn. Het menselijke tekort wordt breed uitgemeten in de literatuur. Dat geeft ook troost.’

Wat moet anders als het gaat om burgerschapsvorming?

Van Boxtel: ‘Docenten, lerarenopleiders en onderzoekers zouden meer zichtbaar moeten maken hoe de verschillende vakken bijdragen aan burgerschapsvorming en hoe dat beter kan voor elk specifiek vak. De wijze waarop curriculumdocumenten als voorbeeld aspecten van burgerschapsvorming in algemene termen omschrijven, sluit niet altijd goed aan bij hoe het in de vakdidactieken wordt beschreven. Die uitwerkingen moeten meer op elkaar aansluiten. Er moet meer verbinding worden gemaakt met besef en denkvaardigheden die je in schoolvakken ontwikkelt, anders blijven het holle frasen. Neem respect voor mensen met een andere achtergrond of levenswijze: dat ontwikkel je vooral als je elkaar probeert te begrijpen en ook weet hoe je dat kunt aanpakken. Je moet kunnen onderzoeken waarom anderen op een bepaalde manier denken of leven, zodat je het perspectief van een ander beter kunt innemen, maar dat perspectief ook kritisch kunt bevragen. Dat zijn vaardigheden die in de vakdidactiek van de mens- en maatschappijvakken goed worden omschreven.’

Van Joolingen: ‘In de nieuwe examenprogramma’s voor de bètavakken is meer aandacht voor het wetenschappelijk denken en redeneren. Ik zou dat ook meer willen zien in het onderbouwprogramma. Bij natuurkunde zie je die verschuiving. Er is minder nadruk op het kunnen maken van sommen en meer aandacht voor kwalitatief redeneren, het wetenschappelijke denken.’

Witte: ‘Een voorwaarde voor burgerschapsvorming is dat scholen en docenten meer zelf vorm kunnen geven aan het onderwijs. Zonder eigenaarschap kom je nergens. Burgerschap is geen vak. Dus alle docenten moeten zich eigenaar voelen. Wat ik bij Nederlands veel zie, is dat de methode leidend is, maar die doet niets aan bewustwording. En wat ik belangrijk vind voor burgerschapsvorming ontbreekt in de eindtermen en examenprogramma's, zoals hogere denkvaardigheden en kennis over hoe communicatie werkt (bijvoorbeeld het fenomeen “framing”) en hoe je die kennis in kunt zetten bij het lezen, schrijven of spreken. De laatste jaren van het voortgezet onderwijs worden overheerst door de examenbundel. Docenten vinden het belangrijk dat leerlingen de wereld verkennen met een boek. Maar wat ze doen is het “begrippenapparaat” onderwijzen, omdat dat nu eenmaal makkelijker te toetsen is. Die toetscultuur is hinderlijk voor de ontwikkeling van hogere denkvaardigheden. Daarnaast zou het centraal examen minder zwaar moeten wegen, zodat scholen meer ruimte krijgen om zelf inhoud en vorm te geven aan vormingsdoelen.’

Van Boxtel: ‘Er is veel aandacht voor differentiatie en gepersonaliseerd leren. Dat is positief, maar moet niet ten koste gaan van het onderwijsleergesprek en samenwerkend leren. Door samen te leren ervaar je dat anderen iets vlotter of juist minder goed kunnen, een andere aanpak of mening hebben. Burgerschap gaat toch voor een belangrijk deel over onderhandelen van betekenissen en actieve participatie.’

Witte: ‘Burgerschapsvorming heeft inderdaad de klas, de interactie in een groep nodig. In de klas vindt ook culturele en maatschappelijke socialisatie plaats. Dat is een ontzettend belangrijke taak van het onderwijs.’

Dit artikel verscheen in de Special over burgerschap, december 2016.
 

Verder lezen

1 Hoe geef je les in kritisch burgerschap?

Click here to revoke the Cookie consent