Interview

'Wees duidelijk over wat je van leerlingen verwacht'

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 18-05-2015 Gewijzigd op 21-10-2016
Op de ene vmbo-school zijn leraren vooral kennisoverdragers, op de andere meer begeleiders. Voor de motivatie van de leerling maakt het niet uit, stelt onderzoeker Kim Stroet. 

U volgde een schooljaar lang twintig vmbo-brugklassen op tien scholen. U woonde maar liefst 137 wiskundelessen bij, filmde deze en analyseerde de video-opnames. Waar lette u precies op?
'Mijn focus was de Self-Determination Theory. Deze theorie stelt dat de motivatie toeneemt als leraren leerlingen ondersteunen in hun drie basisbehoeften – autonomie, betrokkenheid en competentie. Ik wilde zien hoe dat in de praktijk uitpakt.'

Hoe zie je of leraren die behoeften ondersteunen dan wel ondermijnen?
'Goede vraag. Dat was een van de moeilijkste dingen in mijn onderzoek. Maar ook het meest vernieuwende. Ik heb de theorie vertaald in concrete gedragingen. Hoe reageert een leraar bijvoorbeeld als een leerling zegt dat hij geen zin heeft in een opdracht? Als de leraar zegt: "Dan maak je maar zin", dan ondermijnt hij de behoefte aan autonomie en verbondenheid. Als hij daarentegen met de leerling in gesprek gaat, ondersteunt hij die behoeften. Hij hoeft niet mee te gaan met de leerling, maar kan hem wel het gevoel geven dat hij serieus genomen wordt.'

En dat maakt de leerling gemotiveerder?
'Ja, leerlingen van leraren die minder ondersteuning gaven, waren minder gemotiveerd dan leerlingen met een ondersteunende leraar.'

U heeft ook gekeken of het schooltype van invloed is op de motivatie. Ontkracht uw onderzoek dat de sociaal-constructivistische aanpak motiverender is?
'Dat is sterk uitgedrukt, maar het onderzoek had inderdaad een verrassende uitkomst. In de sociaal-constructivistische aanpak hebben leerlingen veel vrijheid en is het de taak van de leraar hen te helpen zelf hun leerproces te organiseren. De claim is dat dit de motivatie van leerlingen vergroot. In mijn onderzoek bleken er echter geen verschillen te zijn tussen deze aanpak en traditioneel onderwijs waarin de leraar vooral kennisoverdrager is. Voor de motivatie is het ene schooltype dus niet beter dan het andere. Dat betekent dat ik ook geen bewijs heb gevonden voor de kritiek op vernieuwingsscholen dat leerlingen door een teveel aan vrijheid minder gemotiveerd zouden zijn.'

Hoe verklaart u dat?
'De crux is dat leerlingen weten waar ze aan toe zijn. Een belangrijke conclusie uit mijn onderzoek is dat consequent zijn heel belangrijk is. Het gaat erom dat je als docent, maar ook als team en school, duidelijk bent over je verwachtingen. Daarom zijn leerlingen op scholen met een gecombineerde aanpak mogelijk minder gemotiveerd.
Ook zag ik dat leerlingen opener zijn bij een leraar die regelmatig met hen in gesprek gaat. Als leerlingen zogezegd altijd in stilte balen en dan opeens de vraag krijgen wat ze van iets vinden, dan weten ze niet hoe ze moeten reageren. Dan zijn ze onzeker.'

Kun je vuistregels geven voor het motiveren van leerlingen?
'Zorg als school dat leerlingen weten wat ze kunnen verwachten. Stem daarom als team afspraken goed op elkaar af. En ondersteun leerlingen in hun drie basisbehoeften. Het gevoel van competentie kun je versterken door leerlingen bijvoorbeeld samen te laten werken. Ga competitie tegen. Geef leerlingen altijd de gelegenheid vragen te stellen en voorkom dat ze het gevoel krijgen benadeeld te worden, omdat ze iets niet snappen.
Om het gevoel van autonomie te versterken moet je luisteren naar leerlingen en hun uitleggen waarom ze een taak moeten doen. Geef ze de vrijheid om zelf na te denken hoe ze iets kunnen oplossen en sta toe dat ze daarbij eventueel afwijken van jouw stappenplan. Voor verbondenheid, ten slotte, is een klassenklimaat belangrijk waarin iedereen het gevoel heeft dat hij erbij hoort en eerlijk wordt behandeld.

Kim Stroet, Studying Motivation in Classrooms. Effects of Teaching Practices on Early Adolescents' Motivation. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen/NWO, 2014.

Click here to revoke the Cookie consent