‘Met mijn afkomst draag ik bij aan het multiculturele karakter van de school’
Ravi Gowrie (26) staat drie jaar voor de klas op een basisschool in Den Haag. Hij geeft les aan groep 3. ‘Ik ben leraar omdat ik voldoening haal uit het werken met kinderen. Om ze te leren rekenen, lezen en hoe je met elkaar moet omgaan, en om een bijdrage te leveren aan hun toekomst. Het is de aankomende generatie die ik opleid, een belangrijke taak. Op de school waar ik werk, staat diversiteit voorop: het is een multiculturele school met leerlingen van verschillende achtergronden en grote niveauverschillen. Aan het multiculturele karakter draag ik zelf ook bij met mijn Surinaams-Hindoestaanse afkomst. Komt mijn achtergrond tijdens een aardrijkskunde-, eschiedenisof levensbeschouwingsles aan bod, dan kan ik er veel over vertellen.
Doordat ik nog jong ben, sta ik dicht bij ze. Soms zegt iemand uit groep zes: “Meester, u had mijn broer wel kunnen zijn, die is net zo oud als u.” Er is dus geen
generatiekloof, ik weet aardig wat hen bezighoudt, kan meegaan in de laatste rages. Aan het contact met ouders besteed ik veel aandacht. Dat is belangrijk om een goed beeld van hun kind te krijgen.’
‘Ik probeer steeds weer het beste uit de leerlingen te halen’
Hester Pasman (40) is (bovenschools) intern begeleider op obs Stedeke in Diepenheim. Sinds twee jaar begeleidt ze ook pabostudenten. ‘Kinderen moeten op
hun eigen niveau in de klas kunnen werken. Daarom hielp ik op mijn school met het opzetten van onderwijs dat voor iedere leerling zo goed mogelijk aansluit bij zijn eigen onderwijsbehoeften. Om de leerlingen hun eigen talenten te laten ontdekken en ontwikkelen, vormden we ateliers, zoals een muziek-, kunst- en een wereldoriëntatie-atelier. Elke leerling van groep 4 tot en met 8 werkt wekelijks in een atelier dat hij zelf interessant vindt, waarbij de leerkracht de leerlingen coacht. Ze zijn bijvoorbeeld bezig met programmeren, leren Franse woorden of maken een schilderij. Na acht weken kiezen ze een nieuw atelier. Zo ontdekken ze zelf wat ze leuk vinden en waar ze goed in zijn. Het is fijn om betrokken te zijn bij hun ontwikkeling. Een soort ontdekkingstocht is het, proberen om steeds weer het beste uit de ander te halen. Het samenwerken vind ik het leukste aan het onderwijs. Met het team, de ouders maar zeker ook met de leerlingen en studenten. Ze kunnen zó goed aangeven wat ze nodig hebben. Als je samen een plan opstelt, blijkt steeds
weer dat een kleine verandering hen al kan helpen.’ Het onderwijs in Nederland heeft meer helden voor de klas nodig. Je geeft iedere dag leiding aan dertig mensen. Daar moet je dus wel wat voor kunnen. Didactief sprak vier generaties leraren die het verschil maken voor de klas.
‘Ik wil bepalend zijn voor de toekomst van mijn leerlingen’
Charles Lubeck (66) staat al 46 jaar voor de klas, de laatste zestien jaar als groepsleerkracht in de bovenbouw van de school voor speciaal basisonderwijs
Westerwel in Tilburg. ‘Ik herinner me nog alle leraren die bepalend waren voor mijn toekomst. Zo’n voorbeeld wil ik ook zijn. De leerlingen een stukje verder brengen, dat is waar het me om gaat. Ik heb verschillende kinderen, die moeite hadden met leren, zó kunnen stimuleren dat ze nu een goede baan hebben. Ik denk dat je het leren sneller leuk gaat vinden als je een gedreven leraar hebt. Van ouders en (oud) leerlingen hoor ik vaak dat ik een enthousiaste docent ben die leerlingen laat ontdekken waar ze goed in zijn. Dat heeft een positief effect op hun motivatie en leerresultaten. Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit van de leraren voor de klas. Je moet in de groep er voor honderd procent zijn, anders is lesgeven een zware kluif.’
‘Leraar is een prachtig beroep. Eigenlijk ben ik al met pensioen, maar ik was er nog niet aan toe. Tot het einde van dit schooljaar werk ik in ieder geval door. Maar als ik plaats moet maken voor aankomende leerkrachten, doe ik dat graag.’
‘Ik wil van kinderen succesvolle wereldburgers maken’
Pabostudente Angela Schrijver (22) loopt stage op christelijke basisschool ‘t Honk in Kapelle:‘Dat de kinderen die ik lesgeef succesvolle wereldburgers worden, is mijn grootste uitdaging. Daarom let ik op hun talenten. Als ze al jong ontdekken wat ze goed kunnen én nog kunnen leren, worden ze “eigenaar” van hun eigen leerproces. Tijdens het lesgeven spreek ik leerlingen aan op hun interesses. Als een kind bijvoorbeeld “muziekknap” is, dus muzikale aanleg heeft, gebruik ik bij de taalles
een liedje waar de te leren klanken in voorkomen. Kinderen die meer beeldend zijn ingesteld, laat ik voorbeelden zien. Om het beste uit de kinderen te halen, bied ik speelse vormen van onderwijs aan. Vanmiddag ga ik in groep 3 een vliegenmepperspel doen. Op afbeeldingen van vliegen heb ik letters geschreven. Als ik de letter opnoem, moeten de kinderen op de juiste vliegen slaan.
Dit vak past bij mij, ’s avonds zit ik met een glimlach op de bank. Naast mijn stage en studie denk ik mee in een werkgroep over onderwijsverbetering binnen de Hogeschool Zeeland. Heel fijn om te doen. Straks wil ik niet alleen voor de klas
staan, maar ook blijven meedenken over hoe we het onderwijs nog beter kunnen maken.’
Dit artikel verscheen in de special 'Leraren: We hebben ze hard nodig'. Deze special is gemaakt in opdracht en met financiële bijdrage van het Arbeidsmarktplatform PO, expertisecentrum op het gebied van de arbeidsmarkt in het primair onderwijs, van en voor werkgevers en werknemers.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven