‘Niet praten, Youssef… Eet verder, Daisy… Klaar Julian? Neem een prentenboek…‘
Het is fruittijd. De ene kleuter hap-slikt zijn fruit naar binnen, de ander kauwt in slow motion. Nog één minuut voor de speeltijd. Meester Gerrit zucht. ‘Zafira, maak eens voort! We wachten!’
Wachten. We doen het behoorlijk veel, zeker in de kleuterklas, blijkt uit onderzoek in Vlaamse kleuterklassen. Vlaamse kleuters besteden bijna een derde van de schooldag aan routines en overgangsmomenten. Het gaat dan om tussendoortjes, wc-bezoeken, verplaatsingen, keuzemomenten, opruimen, enzovoort.
Van november 2014 tot en met maart 2015 werd in 22 kleuterklassen geobserveerd. De helft was groep 1 (in Vlaanderen is dit klas 2), de andere helft was groep 2 (klas 3).
Routines en overgangsmomenten veroorzaken niet alleen wachttijd, ook is de interactiekwaliteit op deze momenten laag. Dat stemt tot nadenken. Immers: de interactiekwaliteit van de leerkracht is dé bepalende factor voor de taal- en denkontwikkeling van kleuters. En kleuters met een goed ontwikkelende taal-denkvaardigheid hebben méér kans op verder schoolsucces dan minder taal-denkvaardige leeftijdsgenoten.
Een groot taalaanbod, veel spreekkansen voor de kleuter en een rijke feedback zijn de pijlers van een kwaliteitsvolle talige interactie. Brainstormen en voorspellen, argumenteren en redeneren, plannen, probleemoplossend denken, terugblikken tillen deze interactie op een hoger denkniveau.
Kortom: wie sterk is in hogere taal-denkvaardigheden of ‘high order thinking skills’ (HOTS) heeft een streepje voor. Het HOTS-pleidooi in de kleuterklas klinkt dan ook steeds luider.
Volstaat het dan niet om die hogere taal-denkvaardigheden te oefenen tijdens de tijd die overblijft? Helaas: de interactiekwaliteit is tijdens die uren weliswaar relatief hoger, maar nog altijd laag.
Om kleuters zo veel mogelijk kansen te bieden hun taal- en denkvaardigheden te ontwikkelen, moeten we meer inzetten op de kwaliteit van de interactie, de hele dag door. Elke stap die de interactiekwaliteit van de leerkracht verhoogt, hoe klein ook, stimuleert de taal-denkontwikkeling van de kleuters. Mooi meegenomen: ook andere vaardigheden worden in één klap versterkt. Laat bijvoorbeeld tijdens het voorlezen de kleuters voorspellen hoe het verhaal zal verlopen en vergelijk achteraf de voorspellingen met het echte verhaal. Zo bied je taal- en denkkansen én stimuleer je de creativiteit van de kleuters. Ze krijgen tegelijkertijd heel wat verhaalbegrip, gebruiken relevante schooltaal en ontdekken dat eenzelfde verhaalgegeven meerdere kanten kan uitgaan.
Betrek kinderen: laat ze veel
meedenken en samen overleggen
Ook kun je bijvoorbeeld aan kleuters vragen hoe zij een bepaald probleem zouden oplossen (en dus niet zelf gelijk een antwoord geven). Wees dan niet tevreden met één oplossing: verzamel er bijvoorbeeld drie en beslis in samenspraak welke oplossing de beste is. De kleuters praten en overleggen dan niet alleen, ze leren ook divergent te denken, samen te werken en compromissen te sluiten. Ze ervaren dat er voor elk probleem meerdere oplossingen mogelijk zijn.
Het kan nuttig zijn om na te denken over het ‘waarom’ en ‘hoe’ van een routine. Zo gaat meester Gerrit er (terecht) vanuit dat halverwege de ochtend het ontbijt is verteerd en veel kinderen een energieboost kunnen gebruiken. Daarom houdt hij altijd een gezamenlijk ‘tienuurtje’. Maar niet elke kleuter heeft op hetzelfde moment behoefte aan een opkikker en de één eet wat sneller dan de ander. Gevolg: de kleuters moeten op elkaar wachten en meester Gerrit wordt een mopperende manager.
Zijn collega, juf Noor, heeft om diezelfde reden haar routine veranderd. In haar klas is de ‘restohoek’ elke dag open van half tien tot elf uur. De kleuters kiezen zelf wanneer ze eten. Ze zijn samen verantwoordelijk voor de gezelligheid en de netheid. Dat vraagt veel overleg, en ook meer interactie met de leerkracht. De totale duur van het wachten is hierdoor flink gedaald.
Meer interactiekwaliteit: het kan. Het kan, maar het moet ook om alle kinderen optimale kansen te geven op schoolsucces. ‘Talk may be cheap, but it is priceless for developing young minds,’ schreven de onderzoekers Neuman en Dwyer jaren geleden al.
Bied veel gesprekskansen. Begin zelf veel gesprekken en laat de kleuters veel met elkaar praten, ook in de thuistaal.
Breid gesprekken uit. Ga in op wat een kind je vertelt en stel systematisch minstens één bijkomende vraag.
Stel open vragen. Dus niet: heeft een varken een krulstaart? Maar: hoe ziet de staart van een varken eruit? Hoe weet je dat?
Benoem handelingen en objecten zo concreet mogelijk. Zeg bijvoorbeeld niet: ‘Leg dat maar daar.’ Maar: ‘Leg de bak met scharen maar op de gele kast.’
Gebruik ‘self-talk’, vertel vaak hardop wat je aan het doen bent. Verwoord ook wat je de kleuter ziet doen. Dit is meteen een blijk van waardering en aandacht.
Schuw moeilijke woorden niet, maar maak wel duidelijk wat ze betekenen. Zeg bijvoorbeeld: ‘Wat veel kleuren heeft die hoed, het is een kleurrijke hoed.’
Stimuleer probleemoplossend denken. Zeg bijvoorbeeld: ‘Sinterklaas is zijn staf kwijt. Hoe kunnen we hem helpen?’ Niet: ‘We maken zelf een staf voor Sinterklaas en dat gaan we zus en zo doen.’
Laat de kleuters veel brainstormen en plannen. Vraag ze bijvoorbeeld hoeveel tijd en welke stappen er volgens hen nodig zijn.
Ondersteun het denkproces zonder zelf ‘het’ antwoord te geven. Zeg bijvoorbeeld: ‘Hoe groot moet de staf zijn? Laten we eens kijken in het prentenboek.’
Blijf de kinderen aanmoedigen. Geef complimenten over het proces en niet (alleen) over het product.
Blik samen met de kleuters terug op hoe het ging. Hoe zijn ze tot hun beslissingen gekomen? Wat was er moeilijk of juist makkelijk?
Hoe veel tijd besteed je zelf aan interactie met kleuters? Breng het in kaart met dit evaluatieschema.
De auteur is docent Taal & Meertaligheid in de hogeschool Odisee Brussel. Meer info: [email protected].
Dit artikel verscheen in Didactief, oktober 2015.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven