Onderzoek

Voorwoord van Els Loman, onderwijsexpert en consultant bij CPS

Tekst Els Loman
Gepubliceerd op 06-09-2016 Gewijzigd op 08-11-2016
Net een taalles gegeven? Dan heeft u uw leerlingen echt verder geholpen in het leven. Want iedere taalles gaat ook over heel andere dingen dan taal. Over wat een kind zelf kan, hoe het zich tot de wereld verhoudt, over autonomie en relaties. Dure woorden, maar toch: na iedere les staat een leerling een stukje sterker in de wereld als het ware. Mooi werk. Maar dat doe je niet alleen, dat doe je samen. De leraar en de leerlingen.

 

Daarbij wil je als leraar de leerlingen natuurlijk ook goed volgen in hun ontwikkeling. Je vertrouwt daarbij op jezelf als beste leerlingvolgsysteem. Als een kind een tekst hardop voorleest, hoor je of het de tekst begrepen heeft. Of niet begrepen heeft. Daar heb je geen toets voor nodig. Andersom geldt hetzelfde. Als een leerling het juiste woord heeft ingevuld op de stippellijn in het werkboek, weet jij nog niet of het aan het denken is gezet of dat het simpelweg de invuloefening goed gemaakt heeft. In een leergesprek vraag je door op de antwoorden. Meten is weten, maar weten is zoveel meer.

Door taal kan een leerling laten zien wie het is en wat het kan. De referentieniveaus die de overheid heeft vastgesteld, dragen eraan bij om dat laatste inzichtelijk te maken. Deze richtlijnen zijn niet zozeer bedoeld om verantwoording af te leggen, maar om in beeld te krijgen welke ontwikkeling een leerling heeft doorgemaakt en waar het onderweg naartoe is. Vertrouw vooral op je eigen inzichten en gebruik je vakmanschap. Benut de richtlijnen om vast te stellen waar een leerling staat. Dat is waardevol.

En er is meer. Je wilt dat leerlingen goede lezers en schrijvers zijn en ook dat ze kritisch kunnen luisteren of hun gedachten en gevoelens kunnen verwoorden. Taalbeheersing op alle niveaus is van essentieel belang om in de maatschappij te kunnen functioneren. En de basis daarvoor wordt in de basisschool gelegd.

Ons gezamenlijk einddoel is maatschappelijke zelfredzaamheid. Tuurlijk, we hebben met z'n allen een basisniveau (referentieniveau 2F, te behalen aan het eind van de onderbouw VO) benoemd; maar ook leerlingen die 2F niet halen, moeten zich zelf kunnen redden. Daarom differentieer je al in de basisschool en gebruik je Passende Perspectieven, door SLO aangepaste leerlijnen voor taal en rekenen. Zodat bijvoorbeeld een autistische leerling zich voldoende mondeling kan leren uiten en een taalzwakke leerling een sterkere schrijfvaardigheid kan ontwikkelen. Dat is passend onderwijs, dat is taalonderwijs voor alle kinderen.

Dit artikel is verschenen in de Didactief-special Taalonderwijs (september 2014). Deze special is gemaakt in opdracht en met financiële bijdrage van CPS Onderwijsontwikkeling en advies.

Bronvermelding

1 Goed taalonderwijs voor alle kinderen

Click here to revoke the Cookie consent