Luc Stevens, emeritus hoogleraar Orthopedagogiek aan de Universiteit Utrecht, richtte het NIVOZ op in 2003, als plaats van reflectie, pedagogiek. Zijn opvolger, Rob Martens, treft een dynamisch centrum dat zich sterk maakt voor de pedagogische opdracht in het onderwijs. Er is zelfs een NIVOZ-leerstoel Pedagogische vorming van onderwijs, opvoeding en vorming sinds 2016 die wordt ingevuld door Gert Biesta. Het is mede aan Stevens en Biesta te danken dat de aandacht voor pedagogiek de laatste jaren weer toeneemt aan verschillende hogescholen en universiteiten.
Ter gelegenheid van het afscheid van Stevens vond een mini-conferentie plaats waar de Noorse Tone Saevi (Universiteit Bergen), onze columnist Gert Biesta en Joseph Kessels spraken. Uitgangspunt van de conferentie was de vraag: Wat houdt uiteindelijk de boel bij elkaar? Een mooie stelling, in tijden van polarisering, ook op scholen. Voor een publiek van zo’n 150 mensen poogde Saevi een antwoord te formuleren, dat aanvankelijk als een disclaimer klonk. ‘Ik kan niks bedenken dat sterk genoeg is om de boel bij mekaar te houden, zonder dat het té sterk wordt voor onderwijs of tenminste voor pedagogiek. Wat is trouwens “alles”, wat betekent eigenlijk “bij mekaar houden”?’
Waarna Saevi alsnog van wal stak. Inspiratiebron voor haar verhaal was het schilderij 41 uit 2002 van de IJslandse schilder Guðni. Ze spon er een soort raamvertelling omheen. Toen ze een afbeelding van het doek aan een Australische vriend stuurde, reageerde die namelijk met een prachtig verhaal dat Saevi nu uitgebreid citeert voor de aanwezigen:
‘We zijn zo vaak bezig met het hier en nu, gulzig opslurpend wat zich aan ons voordoet. Maar als ik naar dit schilderij kijk, naarstig op zoek naar details, leidt Guðni mijn blik naar de hemel, naar de horizon en daar voorbij, weg van een zoektocht naar zekerheden naar vergezichten over hoe het zou zijn voorbij die horizon….ik maak me los van valse scheidslijnen (false divisions), reis heen en weer, supersnel. Sommigen zeggen dat we gevangenen zijn van onze eigen manier van denken (cognitive styles), maar Guðni nodigt me uit om verder te kijken dan dat wat direct voor me ligt en het grotere verband te zoeken, te erkennen hoe afhankelijk mijn perspectief is van mijn huidige situatie, mijn eigen contekst, mijn eigen leven. Hij vraagt me mijn grenzen te verleggen.
Een Australisch aboriginal volk, de Jindi, heeft een speciaal woord voor “de afstand in het midden”, (distance in the middle) ,dat wil zeggen dat ze bijvoorbeeld een kangaroo op een heuvel dichtbij wel kunnen zien, maar het dier niet kunnen doden met een speer of een boomerang: daarvoor is het te ver weg. Technologie is zinloos in dat geval en maakt plaats voor verbazing, hoop of teleurstelling. Gundi inspireert ons (pedagogen, red.) eigenlijk net zo om ons gereedschap terzijde te leggen en te speculeren over de pracht ver weg op die heuvel.’
Het begrip distance in the middle dat haar Australische vriend aandraagt, gebruikt Saevi ook als metafoor. ‘Het begrip voor datgene wat niet dichtbij genoeg is om te kunnen pakken en daarom vrij gelaten moet worden, is van belang in onderwijs: dingen gewoon laten zoals ze zijn, of geduldig zijn en dingen laten gebeuren, dingen laten veranderen in hun eigen tempo, in plaats van verandering af te dwingen, te ontwikkelen en te leren tegen elke prijs.’
Niet de boomerang, maar hoop. Niet brute kracht, maar dingen laten gebeuren, vrijheid bieden is misschien het antwoord, zegt Saevi, als we grenzen willen helpen verleggen als pedagogen. En in het verlengde daarvan, zegt ze: ‘Misschien is er wel zwakheid (some very weak) nodig om de boel bij mekaar te houden.’ Ze ondersteunt deze positie met een citaat van de Pools-Britse filosoof Zygmunt Baumann die suggereert dat juist in de postmoderne tijd zwakte en risico mogelijk menselijke kwaliteiten zijn: ‘We kunnen er nu voor kiezen het goede en het rechtvaardige te doen als we dat willen.’
Saevi gaat nog verder, geïnspireerd door Bauman. Is liefde dan niet hèt middel om alles bij elkaar te houden? Ze beantwoordt de vraag zelf: ‘Liefde is inderdaad sterk, maar liefde verandert in niet-liefde als het aan iemand wordt opgedrongen. En liefde verkeert in het tegendeel als het een instrument wordt. Liefde als menselijke kwaliteit wordt of is op een gegeven moment voorwaardelijk, het heeft wederkerigheid nodig.’
En dat geldt ook in het onderwijs, volgens Saevi: ‘We accepteren bijvoorbeeld in het begin problematische verschillen, ook op school, maar na een tijdje verwachten we aanpassing of zelfs assimilatie aan onze manier van leven, denken en zijn. Maar weinigen en misschien wel niemand is bereid en in staat onvoorwaardelijk lief te hebben op den duur, met uitzondering misschien van ouders, sommige ouders. Maar toch is onvoorwaardelijke liefde datgene wat kinderen, jonge mensen nodig hebben.’
Maar hoe ziet dat eruit in het échte leven, in een school? Is dat plakkerig en zweverig of kan liefde ook ‘een praktische ‘goedheid’ (goodness) zijn? Wat is dat dan en hoe ziet dat er uit in de pedagogische praktijk? ‘De filosoof Bolnov zegt dat liefde ruimte geeft en haat ruimte neemt. De Ierse schrijfster Iris Murdoch schrijft dat ‘goedheid’ in kleine letters spreekt. Wat is dat dan, dat de ander ruimte gunt, maar geen aandacht voor zichzelf vraagt?’
Kinderen en dronken mensen, zegt men, zeggen de waarheid. Saevi baseert zich in ieder geval op de eersten: ‘Kinderen ervaren goedheid in de toon van volwassenen, in hun bewegingen, ogen, gebaren, woorden, in de manier waarop ze met anderen omgaan, en niet noodzakelijkerwijs in de goedheid die volwassenen naar die kinderen toe tonen.’
‘Ieder kind is zijn of haar eigen project,’ zegt Saevi, dat zoekt naar respect voor eigenheid, voor wat anders is dan de ander. Maar waar blijft de pedagoog dan? ‘Wat ben ik dan nog voor die ander, voor dat kind of die jongere, als hun leven in eerste en laatste instantie hun eigen verantwoordelijkheid is? Hoe kan ik verantwoordelijkheid ondersteunend, op hen gericht (orientated) en open zijn, maar niet te verantwoordelijk.’ Haar conclusie: ‘Misschien moeten we niet proberen kinderen te veranderen, maar moeten we proberen onszelf te veranderen. En dán zal misschien dankzij onze relatie met het kind verandering plaatsvinden.’
Het kind centraal. Het past helemaal in het gedachtegoed van Luc Stevens zelf wiens motto op de site van het Nivoz luidt: eerst het kind, dan de leerling. Saevi keert terug naar de schilder Guðni en diens horizon. Aandacht voor de horizon van het kind is essentieel, zegt ze. En die moet de pedagoog niet verwarren met zijn eigen horizon. Ze raakt daar een belangrijk punt in een tijd waarin kinderen vaak geconfronteerd worden met hoge ambities in hun omgeving. Wat wil het kind worden, en wat heeft de ouder of opvoeder in gedachten voor de toekomst? Waarom moet die leerling naar de havo, terwijl hij misschien veel gelukkiger is op het mbo?
Saevi: ‘Waar is mijn horizon, en kan ik de horizon van die ander zien; zou ik die eigenlijk moeten kunnen zien of is dat aan die ander voorbehouden? Zou ik mijn horizon als leraar misschien kunnen verwarren met die van het kind? Hoe kan ik me zo gedragen, dat alle mogelijkheden voor die ander open blijven? In de roman van Per Petterson, I curse the river of time (2010), maakt de jonge hoofdpersoon een moeilijke tijd door. Zijn lieve moeder is stervende, de Berlijnse Muur wordt afgebroken (hij is communist), hij is eenzaam en arm, maar hij zegt: “Het leven ligt voor me, niets ligt vast.” Hoe kan ik er voor zorgen dat kinderen en volwassenen in mijn nabijheid het gevoel behouden dat hun leven voor ze ligt, onbeslist, nog open en vol nieuwe kansen?’ En die vraag stellen blijft nuttig.
Later deze week aandacht voor de bijdrage van Gert Biesta aan de miniconferentie t.g.v. het afscheid van Luc Stevens.
Beeld Galleri Lars Bohman - www.gallerilarsbohman.com
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven