Nieuws

Taal in de bètatoetsen

Tekst Brechje Hollaardt & Gjalt Prins
Gepubliceerd op 23-01-2018 Gewijzigd op 24-01-2018
Beeld John Voermans & Shutterstock
Bij scholengemeenschap Het Noordik in Almelo werken bèta- en taaldocenten samen om de lees- en schrijfvaardigheden van leerlingen te verhogen. Scheikundedocent Talitha Visser is de coördinator.

Talitha Visser‘Scheikunde en biologie zijn, net als de andere bètavakken, taliger geworden,’ zegt Talitha Visser, scheikundedocent bij scholengemeenschap Het Noordik in Almelo. ‘In de syllabussen staat bijvoorbeeld expliciet dat leerlingen moeten kunnen redeneren op “micro-, meso- en macroniveau”. Meer aandacht voor taal is dan ook broodnodig.’

Visser besloot onderzoek te doen naar het taalgebruik van leerlingen bij toetsen. Dit doet ze sinds 2014 met steun vanuit de Universiteit Twente en binnen het project Postdoc VO dat gecoördineerd wordt door het Freudenthal Instituut. Ze stelde een team samen van collega’s: een biologiedocent, nog een scheikundedocent, twee docenten Nederlands en een docent Engels.

Onbeholpen formuleringen

‘Op onze school bestond al langere de wens om de taalvaardigheid van leerlingen te verbeteren. Onze leerlingen scoren al jaren ondergemiddeld. scheikunde lesZe beantwoorden toetsvragen onbeholpen en zijn vaak niet specifiek genoeg in hun redeneringen. Je kunt als docent wel ongeveer afleiden wat een leerling bedoelt, maar het blijft vaak onduidelijk of de leerling de lesstof voldoende heeft begrepen.’ Voorbeeld? ‘Leerlingen antwoorden op de vraag “Wat is het verschil tussen een hydrofiel en een hydrofoob?” met: “De een houdt niet van water en de ander wel.”’

In het onderzoek is het team eerst systematisch gaan kijken welke taalfouten leerlingen vooral maken in proefwerken, specifiek bij antwoorden die goed zouden zijn geweest indien ze juist geformuleerd waren. ‘Vervolgens zijn we op zoek gegaan naar de meest voorkomende fouten. Dat waren: het geven van een foutieve verwijzing, het weglaten van een signaalwoord, zoals “doordat” of “want”, het niet herhalen van de vraag in het antwoord, een gebrekkige taalverzorging en onvolledig redeneren.’ 

taalTaalteken

De collega’s dachten samen na over mogelijke oplossingen. ‘Als leerlingen meer aandacht zouden besteden aan hun formulering tijdens proefwerken, zouden hun cijfers verbeteren, was onze verwachting. Maar hoe zorgden we voor die extra aandacht? Toen kwamen we op het idee om een taalteken te maken dat je als docent bij een proefwerkvraag kunt zetten, een symbool dat staat voor “Let op je taal”.’

Het taalteken werd uitgeprobeerd bij een scheikundetoets van havo-4. Leerlingen kregen geen uitleg bij het taalteken, ze zagen alleen de afbeelding. ‘Bij vier toepassingsvragen stond het teken. Wat bleek? Leerlingen maakten minder taalfouten in de antwoorden. Het was een verschil van 56% ten opzichte van een nulmeting. Dus alleen al feit dat die afbeelding er staat, leidt bij ruim de helft van de leerlingen tot een beter taalgebruik. Dat is een enorm verschil.’

Vervolgens besloot het team om aan leerlingen uit te leggen dat er aan het taalteken vijf voorschriften gekoppeld zijn (zie kader), waarmee ze de leerlingen vervolgens lieten oefenen. Tijdens een volgend scheikundeproefwerk stond opnieuw bij vier vragen het taalteken. ‘De leerlingen konden voor deze vragen een extra bonuspunt verdienen als ze het antwoord hadden geformuleerd volgens de vijf voorschriften van het taalteken, al was het antwoord inhoudelijk fout. Maar liefst 68% van de leerlingen liet een verbetering zien.’

'Leerlingen die beter formuleren, scoren hoger.'

Ook bij een volgende toets konden leerlingen weer bonuspunten verdienen voor vragen met een taalteken. ‘De resultaten waren vergelijkbaar met de vorige keer: 70% van de leerlingen liet een verbetering zien ten opzichte van de nulmeting. Wel was het aantal leerlingen gestegen dat het maximaal aantal bonustaalpunten had.’ 

Schoolbrede aanpak

Het team van Visser kreeg veel positieve reacties van collega´s op het succes in de testfase. De schoolleiding besloot dat iedereen vrijblijvend mee mocht doen met het taalteken in de eerstvolgende toetsweek. Daarna is het taalteken in het nieuwe schooljaar doorgevoerd op de hele school. ‘Inmiddels hangt in vrijwel elk klaslokaal een grote poster van het taalteken met de regels.’

De volgende stap in het onderzoek is dat leerlingen ook inhoudelijk beter formuleren. Hiervoor is het team bezig met het ontwerpen van lessen, die geëvalueerd worden via lesobservaties via video-opnames en leerlingenquêtes.

Ondertussen krijgen andere scholen lucht van het onderzoek van Visser. ‘Ik word regelmatig geraadpleegd over taalverbeteringen door andere scholen. Soms komen ze bij ons kijken hoe het werkt. Ook geef ik workshops. Daarin leg ik uit dat wanneer leerlingen leren om beter te formuleren, ze uiteindelijk ook hun resultaten kunnen verbeteren. Het taalteken is inmiddels ook op andere scholen in gebruik.’

taal'Dan gebeurt er iets'

Talitha Visser en haar collega’s wilden dat hun leerlingen tijdens toetsen aandachtiger zouden formuleren. Hiervoor ontwierpen ze het ‘taalteken’, een herinnering voor leerlingen dat ze de volgende voorschriften moeten volgen:

  • Begin de zin met een hoofdletter en eindig de zin met een punt.

  • Herhaal de vraag in de antwoordzin. Zo weet je zeker dat je antwoord geeft op de vraag en niet op iets anders.

  • Zorg dat het aantal punten in een antwoord overeenkomt met het aantal punten in de vraag. Zo hoort bij een vraag met twee punten een antwoord met minimaal twee denkstappen.

  • Wees zo concreet mogelijk. Mijd formuleringen als: ‘Dan gebeurt er iets’. Gebruik alleen verwijswoorden wanneer duidelijk is waarnaar ze verwijzen.

  • Lees je antwoord over. Check of je echt antwoord geeft op de vraag en of je de juiste signaalwoorden (‘omdat’, ‘doordat’, ‘zodat’, etc.) gebruikt.

Dit artikel verscheen in de special Gek op kennis, Didactief januari 2018. Deze special is gemaakt in opdracht van en met een financiële bijdrage van het Freudenthal Instituut, Universiteit Utrecht. 

Click here to revoke the Cookie consent