Nieuws

Sleutels tot het brein

Tekst Marije Boonstra & Marléone Goudswaard
Gepubliceerd op 30-04-2013 Gewijzigd op 25-08-2017
Hoe meer een kind zijn gedrag kan sturen en controleren, hoe beter hij kan leren. Als leraar heb je breinsleutels* in handen die toegang geven tot deze ‘executieve functies’ (zie kader) in de bovenkamer van leerlingen.

*Breinsleutels zijn handvatten die je vaak al inzet tijdens de les, bijvoorbeeld binnen het directe instructiemodel. Ze vertellen je waarom juist deze handelingen het leren optimaliseren.

1Bespreek leerdoelen

Door het bespreken van leerdoelen kan de leerling de informatie die hij nodig heeft, ophalen uit het lange termijn geheugen en actief houden in het werkgeheugen tijdens het uitvoeren van de nieuwe taak. Door het leerdoel weet hij wat belangrijk is in de les. Het helpt hem bij het plannen van zijn activiteiten. Wat niet te maken heeft met het leerdoel, hoeft hij geen aandacht te geven en kan hij onderdrukken (inhibitie). Hierdoor kan hij zijn volle aandacht richten op de taak en het materiaal dat ertoe doet.

Voorbeeld: Aan het begin van de rekenles vertel je dat de leerlingen al veel hebben geoefend met klokkijken: ‘hoe laat het is’. Vandaag gaan ze oefenen met kijken ‘hoe lang het duurt’.

2Markeer belangrijke vorderingen

Door tijdens de les belangrijke vorderingen of veranderingen te markeren, verwijs je terug naar het leerdoel. Je plant als het ware ‘een vlaggetje’ waarmee je duidelijk maakt wat leerlingen precies hebben bereikt. Met behulp van deze terugkoppeling naar het leerdoel kunnen de leerlingen het leermateriaal
eenvoudiger opslaan op de juiste plek in het lange termijn geheugen.

Voorbeeld: De leerlingen hebben de topografie van de provincie Limburg afgerond met een toets. Je bespreekt de gemaakte toets met de leerlingen. Samen kijk je nog eens naar de provinciekaart, waarbij je geleerde steden en rivieren bespreekt.

3Geef overgangen duidelijk aan

Het schakelen van de ene lessituatie naar een andere, is cruciaal voor de opbouw van kennis. Als je deze overgang duidelijk markeert, kan de leerling de kennis goed onderscheiden en opslaan in het lange termijn geheugen. Hierdoor is de kennis later ook weer makkelijker te activeren in het werkgeheugen. Bovendien help je kinderen hun flexibiliteit te oefenen door duidelijk te maken wanneer en waarom overgangen plaatsvinden.

Voorbeeld: De leerlingen hebben in de les over voorzetsels enthousiast doe-opdrachten uitgevoerd. Je sluit deze actieve werkvorm duidelijk af, zegt dat
de leerlingen goed hebben meegedaan en vertelt dat ze nu gaan werken met een werkblad, waarbij ze zelf voorzetsels gaan opzoeken in zinnen. 

Meer informatie over Breinsleutels, een pilotproject (2012-2013) gefinancierd door de gemeente Rotterdam, via [email protected] 

Dit artikel is onderdeel van de Didactief-special Vaardig voor de groep (april 2013), die tot stand is gekomen in opdracht en met financiële bijdrage van CED-groep.

Verder lezen

1 Vaardig voor de groep

Click here to revoke the Cookie consent