Nieuws

Rekentoets VO blijft hoofdpijndossier

Tekst Bea Ros en Monique Marreveld
Gepubliceerd op 12-01-2015 Gewijzigd op 02-11-2016
Op 28 januari a.s. gaat de onderwijscommissie van de Tweede Kamer de bewindslieden aan de tand voelen over de rekentoets. Het zoveelste advies (van de Commissie Steur dit keer) is bepaald geen steun in hun rug.

Steur meldde eind 2014 'er niet gerust op te zijn' dat scholen leerlingen er voldoende voor weten klaar te stomen. Voorlopig adviseert hij daarom leerlingen te laten slagen die ten minste een 4,5 halen.

Kritiek
De rekentoets wordt al jaren flink bekritiseerd, en niet door de minsten. We noemen bijvoorbeeld de hoogleraren wiskunde Jan van de Craats van de Universiteit van Amsterdam en zijn collega van de VU Joost Hulshof. Of leraren René Kneyber, Karin den Heijer en Hans Wisbrun.

Om een einde te maken aan de slechte pers werd de Commissie Bosker ingesteld. Naar verluidt verliepen de vergaderingen tumultueus. Van de Craats, lid van de commissie, zou zelfs met zijn portefeuille hebben gezwaaid, omdat hij het conceptrapport veel te positief vond. Wat afgelopen zomer uiteindelijk werd gepresenteerd, was een fikse tegenvaller voor OCW. Het eindrapport van de commisie was zeer kritisch: de rekentoets is slecht gemaakt en sluit slecht aan op de praktijk van het onderwijs waardoor leerlingen zich er onvoldoende op kunnen voorbereiden. Om de resultaten te kunnen verbeteren zijn transparantie, proeftoetsen en openheid na afname nodig.

De rekentoets VO blijft een hoofdpijndossier. Hoe is het zover gekomen en hoe komen we uit de problemen?

De overheid wil dat jongeren de basis van rekenen en taal beheersen en voerde daartoe in 2010 de referentieniveaus taal en rekenen in. Alleen was rekenen helemaal geen vak op VO-scholen. Op veel scholen maken leerlingen onvoorbereid de rekentoets, zo bleek najaar 2013 uit de Voortgangsrapportage referentieniveaus. Inmiddels beginnen scholen wel werk te maken van rekendidactiek, maar echt op orde is het nog niet. Leerlingen zakken nog steeds bij bosjes voor de toets, die eigenlijk vanaf 2015-2016 zou moeten meetellen voor het eindexamen.

Je kunt dan twee dingen doen: eerst het rekenonderwijs op orde brengen en de toets als onderdeel van het eindexamen nog even uitstellen of de normering voor de toets versoepelen. Drie keer raden welke optie OCW verkoos.

Commissie Steur
Na publicatie van het kritische rapport van de Commissie Bosker, vroeg OCW deze zomer een nieuwe commissie, onder voorzitterschap van voormalig hoofdinspecteur Rick Steur, zich te buigen over één aanbeveling van Bosker, namelijk om de referentiecesuur voorlopig nog niet vast te stellen. In haar advies Doordacht doorzetten naar een hoger rekenniveau. Advies van de commissie verantwoorde invoering rekentoets in vo en mbo komt de Commissie Steur inderdaad met een uitgewerkt plan om de rekentoets wel mee te laten tellen voor het eindexamen, maar vooralsnog volgens een versoepelde normering. Voorlopig adviseert ze leerlingen te laten slagen met ten minste een 4,5.


Dit 'doordachte doorzetten' is nodig als stimulans voor leerlingen en scholen 'om (ook) voor rekenen het beste uit zichzelf te halen en beter te presteren dan tot dusver. Meetellen houdt voor leerlingen ook erkenning en waardering in van de inspanning die ze voor rekenen verrichten, wat motiverend is voor leerlingen én scholen.'

Anders gezegd: zolang de toets niet meetelt, komen scholen en leerlingen nooit in beweging. De soepele norm is ook nodig, omdat er nog te weinig praktijkdata (lees: toetsresultaten van leerlingen) voorhanden zijn om een betrouwbare cesuur te kunnen leggen: 'De standaard moet zich de komende jaren nog in het onderwijs "zetten".'

OCW heeft dit advies van de Commissie Steur, vlak voor kerst, onverkort overgenomen.

Zesjescultuur, of minder
Dus ja, vanaf schooljaar 2015-2016 kunnen leerlingen van vmbo (k, gl en t), havo, vwo zakken als ze de rekentoets niet halen. Maar dan moeten ze het wel heel bont maken. Want voorlopig neemt OCW dus met een 4,5 al genoegen. En mochten er onverhoopt toch nog te veel leerlingen zakken, dan wordt de slaagcesuur nog verder omlaag geschroefd. Er mogen door de rekentoets slechts maximaal 5 procentpunten extra gezakten zijn. Pas in schooljaar 2019/2020 is de rekentoets op niveau en moeten er echte voldoendes gehaald worden. We nemen voorlopig dus genoegen met een zesjescultuur, en minder.

Als argument voor deze fluwelen toetsregeling stellen Bussemaker en Dekker in een brief aan de Tweede Kamer op 17 december 2014 dat 'leerlingen niet de dupe mogen worden van rekenonderwijs dat nog niet op orde is'. Maar ze willen scholen ook niet 'belonen' door de toets later mee te laten tellen, de 'druk moet op de ketel blijven' voor scholen en leerlingen om beter te presteren'.

Inzage, maar niet voor iedereen
In hun brief gaan de OCW-bewindslieden uitgebreid in op twee aanbevelingen van de Commissie Bosker – de (1) transparantie en (2) de soepeler referentiecesuur – en zeggen ze kort iets over (3) mogelijkheden voor leerlingen om een lager (of juist hoger) referentieniveau te halen (zo komen er naast de 2F- en 3F-toetsen eenvoudiger 2A-toetsen voor leerlingen uit vmbo-b en uitdagender 3S-toetsen voor rekenslimme vwo'ers).

Over die transparantie, melden de bewindslieden, kunnen we gerust zijn. OCW heeft bij de Commissie voor Toetsen en Examens (CvTE) weten af te dwingen dat docenten voortaan inzage krijgen in alle door hun leerlingen gemaakte opgaven, 'onder voorwaarde van geheimhouding' - want ja, die opgaven moeten natuurlijk wel vaker gebruikt kunnen worden. Zoals Jan Wiegers, lid van de Raad van Toezicht van Cito al in november 2013 twitterde is 'hergebruik simpel een kwestie van geld'. Ook de Commissie Steur heeft daar oog voor: als de toetsen na afname vaker worden vrijgegeven, zal dat 'financiële consequenties hebben. Maar als er voldoende toetsitems zijn geconstrueerd, is er geen beletsel voor het openbaar maken daarvan.'

Maar wie het onderwijs wil verbeteren, zal toch moeten weten hoe leerlingen de toets gemaakt hebben? Voorlopig krijgen docenten dus, aldus de bewindslieden, 'een schat aan informatie', maar ze mogen deze niet delen met hun leerlingen.

Deze laatsten krijgen vooralsnog namelijk geen inzage, want dat achten de bewindslieden in de 'opbouwfase van de opgavenbank' niet opportuun. Leerlingen krijgen hooguit van de docent te horen wat ze goed en minder goed beheersen. Individueel of klassikaal nabespreken van de rekentoetsopgaven, wat doorgaans leerzame feedback oplevert en daarmee een van de ankers van goed rekenonderwijs is, zit er voorlopig dus niet in.

Blijvend broddelwerk?
We hebben straks een soepeler norm, meer toetskansen voor leerlingen (vier in totaal , één toets en drie herkansingen), aangepaste toetsen voor de zwakke en sterke leerlingen, inzagerecht voor leraren. Een vraag die echter blijft knagen, is of de toets zelf eigenlijk wel op orde is. Want de heftige kritiek die de rekentoets ten deel viel, betrof naast de gebrekkige rekendidactiek vooral ook de toets zelf. Als bezwaren tegen de rekentoets tekende Didactief najaar 2013 onder meer op dat er te veel contextopgaven waren en dat leerlingen niet terug kunnen bladeren. Aan deze kritiek is inmiddels enigszins tegemoet gekomen: vanaf schooljaar 2014-2015 zouden er minder contextopgaven in de toets zijn en moeten leerlingen terug kunnen bladeren. Maar een ander kritiekpunt, dat de toets niet meet wat hij beoogt te meten, staat nog pal overeind.

Geheim
De Commissie Bosker sprak eind mei 2014 van broddelwerk: de rekentoetsen zijn nog geen goede uitwerking van de referentieniveaus. In de al genoemde Kamerbrief zeggen Bussemaker en Dekker wel Boskers aanbevelingen ter verbetering van de toets integraal te hebben overgenomen, maar lezen we niets over hoe het dan staat met die resterende twee van de vijf aanbevelingen: (4) verbeter de kwaliteit van de toetsen en opgaven en (5) onderzoek de mogelijkheden van een andere toetsvorm en andere scoringsmogelijkheden. Ze maken zich met andere woorden wel druk over procedures en beter rekenonderwijs, maar informeren de Kamer niet over hun inspanningen om de inhoud van de rekentoets te verbeteren. Ofwel die inspanningen zijn geheim, ofwel ze bestaan (nog) niet. In beide gevallen is het vreemd.

Vaardigheidsschaal
De Commissie Steur stipt die toetsinhoudelijke aspecten wel aan. Bijvoorbeeld de domeinoverstijgende vaardigheden: complexe rekenopgaven doen niet alleen een beroep op rekenvaardigheden, maar ook op inzicht in contexten, vaktaal en taalvaardigheid, zoals woordkennis en tekstbegrip. De commissie signaleert hierbij, zoals anderen voor haar, een probleem: 'Een psychometrische eis is dat de scores van alle leerlingen afgebeeld moeten worden op dezelfde vaardigheidsschaal. Deze eis is echter alleen met de inhoudelijke eisen verenigbaar als de toetsvragen voor geen enkele leerling onbekende woorden en te moeilijke zinsconstructies bevatten. Onze commissie is van mening dat de scores van leerlingen in dezelfde schoolsoort/leerweg in vo en mbo afgebeeld moeten worden op een schaal die hetzelfde meet, mits het taalgebruik begrijpelijk is voor alle leerlingen, of dat er bij minder eenvoudig taalgebruik, gewerkt wordt met verschillende schalen voor verschillende groepen leerlingen.'

Een oplossing voor dit probleem geeft de Commissie Steur niet en dat was ook niet haar taak. Ze gaat ervan uit dat dat de taak van iemand anders is: 'Aan het verder verbeteren van de kwaliteit van de rekentoetsen/examens wordt momenteel op diverse manieren gewerkt. Voor onze commissie is dat laatste een uitgangspunt. Ons advies gaat niet over de kwaliteit van de toetsen/examens, we gaan ervan uit dat daaraan wordt gewerkt volgens de adviezen van de Commissie Bosker.'

Wens of waarschuwing
De eerste zin lijkt een feitelijke mededeling – 'wordt momenteel op diverse manieren gewerkt' (altijd fijn zo'n lijdende vorm, dan weet je nooit wie precies daaraan werken) – maar de volgende zinnen doen vermoeden dat het eerder een wens of waarschuwing is: 'We gaan ervan uit dat...'. Of dat uitgangspunt terecht is, krijgen we hopelijk te horen tijdens de vergadering van de onderwijscommissie op 28 januari 2015.

De bewindslieden hebben nog even. Volgens twee Kamermoties moesten ze uiterlijk vóór 1 januari 2015 de Kamer informeren over de vorderingen bij het onderzoek naar de aanpassing van de cesuur (dat is nu gebeurd in de brief van 17 december) en vóór uiterlijk 1 juni 2015 over de implementatie van de adviezen van de Commissie Bosker over vorm en inhoud van de toets. Wordt dus komend voorjaar vervolgd.
 

Click here to revoke the Cookie consent