Smit spitte veertig jaar leerboeken en vakliteratuur door om na te gaan hoe opvattingen van psychiaters, psychologen en orthopedagogen over gedragsproblemen van kinderen veranderden. Ze keek onder meer naar autisme, druk gedrag, agressie en angst.
Waar kwam je fascinatie vandaan?
‘De vraag wat we normaal en abnormaal gedrag noemen, interesseert me. En vooral hoe de antwoorden daarop door de tijd heen zijn veranderd. Wat we ooit storend gedrag vonden, noemen we nu een stoornis. Dat geldt bijvoorbeeld voor agressie en angst. Onze samenleving lijkt steeds minder tolerant geworden tegenover afwijkend gedrag.’
Zijn we steeds meer en sneller labels gaan plakken?
‘Ik heb de diagnosepraktijk niet onderzocht, maar in handboeken zie je die tendens zeker. Autisme en druk gedrag golden in de jaren vijftig ook al als medisch probleem en stoornis, maar je ziet dat de definities, bijvoorbeeld in de DSM (de internationale ‘bijbel’ met criteria voor psychische stoornissen, red.) steeds ruimer worden. Er komen meer symptomen en criteria bij en dus wordt het makkelijker om eraan te voldoen. Het is bij wijze van spreken lastig geworden om gedrag te vertonen dat niet tot het autistische spectrum behoort.’
Je hoort vaak: vroeger was een kind gewoon druk, nu heeft het ADHD. Maar het gold dus altijd al als stoornis?
‘Inderdaad, storend druk gedrag was in de jaren vijftig ook al een probleem in klaslokalen. Professionals zochten al in de jaren vijftig de oorzaak in de hersenen. In de jaren zeventig heette het ook minimal brain damage of minimal brain dysfunction. De term ADHD, attention deficit hyperactivity disorder, is ruimer en dateert uit de jaren tachtig. In die periode nam ook de biomedicalisering toe en werd Ritalin voorschrijven een acceptabelere behandeling.’
Wat zijn signalen dat een leerling niet alleen lastig is, maar mogelijk een stoornis heeft?
‘Volgens de DSM is een belangrijke vraag: gebeurt het in meer contexten? Als een leerling alleen in de klas storend is en thuis nooit of omgekeerd, dan ligt een ziekte niet voor de hand. Hetzelfde geldt voor een kind dat alleen maar snel boos en geïrriteerd is bij leeftijdsgenoten en nooit bij volwassenen.’
Experts zoeken de oorzaken van gedragsstoornissen steeds meer in de hersenen. Is dat een positieve ontwikkeling?
‘Voor autisme is dat zeker een goede ontwikkeling geweest. Tot de jaren zeventig spraken experts over koelkastmoeders: kinderen zouden gestoord raken door het gedrag van een kille, ijskoude moeder. Door kinderen in een inrichting te plaatsen, dacht men ernstige vormen van autisme op te lossen. Daar is ouders veel leed aangedaan. Bij angst en agressie werd tot in de jaren tachtig vooral de schuld bij de opvoeding gelegd: kinderen zouden bijvoorbeeld te weinig structuur krijgen of te veel verwend worden. Het is mooi dat deskundigen naar andere mogelijke oorzaken dan opvoeding zijn gaan kijken. Maar we moeten wel oppassen dat het niet te ver doorslaat naar de andere kant. Het is de vraag of alleen maar breinlabels plakken en medicijnen voorschrijven een kind helpt. Naast nature blijkt nurture, de invloed van de omgeving, toch ook belangrijk.’
Hoe kan de omgeving helpen?
‘Uit mijn onderzoek blijkt dat ouders, leraren of therapeuten een kind kunnen leren om met de stoornis om te gaan. Bijvoorbeeld meer structuur en minder prikkels voor kinderen met ADHD of leren om eigen agressie te herkennen en op tijd even uit een moeilijke situatie te stappen. Volgens professionals kan geen eisen stellen probleemgedrag juist verergeren. De pedagogische opvoeding blijft dus nodig.’
Milou Smit, Van storend gedrag tot stoornis. De (bio)medicalisering van gedragsproblemen van Nederlandse kinderen en jongeren 1950-1990. Proefschrift RUG, 2023.
Dit artikel verscheen in Didactief, maart 2024.
1 Autisme herkennen
2 ADHD
3 ADHD-medicatie
4 ADHD: belonen werkt
23-06-2022
06-01-2017
05-06-2018
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven