Interview

Programmeren én reflecteren

Tekst Femke de Wild
Gepubliceerd op 02-08-2023 Gewijzigd op 02-08-2023
Beeld Shutterstock
Hoe geven we handen en voeten aan digitale geletterdheid (dg)? Wat heeft het onderwijs nodig en waarop moet de nadruk liggen? Vier specialisten, vier invalshoeken.

De curriculumspecialist
Gerard Dummer, onderzoeker en docent Digitale Geletterdheid, Hogeschool Utrecht

‘Digitale geletterdheid is een basisvaardigheid, maar staat niet op zichzelf. Er is een context voor nodig. Als je voor Nederlands een brief moet typen, heb je bijvoorbeeld een duidelijk taalkundig doel voor ogen terwijl je tegelijkertijd effectief je praktische ict-vaardigheden oefent. Een ander aspect van dg, mediawijsheid, heeft juist een sterke link met bijvoorbeeld beeldende vorming.

Computational thinking is een manier van denken die voortkomt uit programmeren. Een programmeerles is de beste context om deze vaardigheid te leren, maar ook daarvoor geldt dat je deze moet integreren met andere vakgebieden. In mijn onderzoek heb ik programmeren gecombineerd met techniek. In mijn lesprogramma voor groep 5/6 maak ik leerlingen duidelijk hoe de technisch geprogrammeerde wereld om hen heen in elkaar zit. Leerlingen doorlopen een stappenplan om fouten op te sporen of een ontwerpopdracht uit te voeren. Iedereen zou deze vaardigheid moeten beheersen: leren problemen op te delen in kleine stukjes.

Met het team dat de kerndoelen voor dg formuleert, onderzoeken we hoe we programmeren een vaste plek kunnen geven in het curriculum, in po en vo. Op dit moment zijn er nog geen doorgaande leerlijnen en worden alleen losse activiteiten aangeboden. Ook zijn er grote verschillen tussen scholen. Sommige scholen bieden een lesprogramma op hoog niveau, andere schuiven het op de lange baan.

Ik raad scholen aan niet te wachten tot de kerndoelen vast staan, maar ermee aan de slag te gaan. Begin klein, zorg voor een specialist binnen je school die de kar kan trekken en onderzoek wat het betekent voor je onderwijs.’

 

De filosoof
Hester IJsseling,
lector Professionaliseren met hart en ziel, Thomas More Hogeschool

‘Digitale techniek is onlosmakelijk verweven met ons leven. Ook het onderwijs wordt steeds meer beheerst door technologie. Leraren moeten leerlingen op vaste momenten toetsen en de resultaten in een leerlingvolgsysteem zetten. Leerlingen maken opdrachten in een digitale leeromgeving. Technologie focust op wat meetbaar en beheersbaar is. Maar als je alles reduceert tot data, wordt de ruimte om zelf na te denken steeds kleiner.

Je kunt jezelf volledig uitleveren aan de digitale wervelstorm of je kunt je daar als mens vrij toe blijven verhouden. Het is belangrijk om dat te laten zien aan leerlingen. Dat doe je door met elkaar de tijd te nemen en te praten over wat je meemaakt in de praktijk van alledag, op school en daarbuiten. Samen kun je bespreken hoe digitale technologie je opeist en waar je weerstand voelt. Als leraar moet je die weerstand serieus nemen. Daar merk je dat dingen die je aan het hart gaan, op het spel staan. Is wat hier gebeurt goed voor de ontwikkeling van mijn leerlingen? Of belemmert het ze juist?

Het is ook belangrijk dat leerlingen digitale vaardigheden aanleren. Als je begrijpt hoe de techniek werkt, kun je algoritmes doorzien. Leerlingen krijgen dan door waarom ze bepaalde berichten te zien krijgen, hoe ze worden beïnvloed. Help leerlingen om zichzelf continu vragen te blijven stellen. Welke kant stuurt de technologie mij op? Wat vind ik daarvan? Waar wil ik zelf naartoe? Onderwijs moet de aandacht richten op de affectieve en ethische aspecten van technologie. Die kun je niet in nullen en enen vangen.’

 

De onderzoeker
Bart Karstens
, senior onderzoeker, Rathenau Instituut

‘Wij hebben onderzocht welke kansen en zorgen er zijn rondom digitalisering van het onderwijs. Het gaat vaak over efficiëntie en optimalisatie van processen, kortom de technologische mogelijkheden. Maar wij hebben ook gekeken naar rechtvaardigheid, menselijkheid en autonomie.

Op de eerste plaats moet er aandacht komen voor een visie. Wat voor onderwijs willen we bieden en hoe helpen digitale middelen daarbij? Die visie moet op landelijk niveau geformuleerd worden, maar ook op lokaal en instellingsniveau.

Er zijn ook kennisvragen naar voren gekomen uit ons onderzoek, bijvoorbeeld over het effect van adaptief leermateriaal. Zestig tot zeventig procent van de scholen heeft adaptieve software in huis, maar er is nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de leereffecten daarvan. Leren leerlingen echt beter rekenen door deze middelen? Er wordt veel gebruik van gemaakt, maar een stevige kennisbasis ontbreekt.

Ondersteuning bieden bij het aanleren van digitale vaardigheden en mediawijsheid, is een derde speerpunt wat ons betreft. En dat gaat niet alleen jongeren aan. Opvoeders en docenten moeten ook een flinke slag maken. Het zou goed zijn om jongeren meer te betrekken bij de programma’s die we ontwikkelen. Volwassenen maken zich vaak druk om online gevaren die jongeren al lang doorhebben.

Tot slot moeten er meer eisen gesteld worden aan de private partijen waarmee scholen samenwerken. Publiek-private samenwerking is een heikel punt en zaken als privacy en datagebruik zijn lastig te controleren. Op grote platforms vindt schadelijk gedrag plaats. Daar reageren we op, maar het is dweilen met de kraan open. We zouden moeten onderzoeken hoe we de kraan dicht kunnen draaien.’

 

De basisschoolleraar
Erik Veldhuizen
, leraar groep 4/5 en ict-coördinator, SWS De Schans, Een (Drenthe)

‘Als ict-coördinator van een basisschool ben ik dagelijks met computers en de nieuwste ontwikkelingen bezig, maar tegelijkertijd vraag ik me af: is technologie werkelijk zo belangrijk is als we denken? We moeten aandacht hebben voor duurzaamheid en klimaat, en kinderen activeren en inspireren.

Lesgeven begint bij interesse wekken. Ik ga regelmatig met mijn klas naar buiten. Vanuit mijn verwondering voor de natuur en vogels probeer ik kinderen nieuwsgierig te maken. We luisteren naar het gefluit in de bomen. Toegegeven: met een app laat ik ze vervolgens ontdekken om welke vogel het gaat. Maar als we terug zijn in de klas lees ik een boek over vogels, laat ik vogelnamen terugkomen in een dictee en uiteindelijk mogen de leerlingen informatie opzoeken op internet. Het begint bij verwondering, en ict is ondersteunend.

Ict-basisvaardigheden hebben leerlingen zo onder de knie. Aandacht daarvoor is niet waar het onderwijs op dit moment naar snakt. De leesvaardigheid van kinderen gaat achteruit, daar zou de nadruk op moeten liggen. Tijdens de lunchpauze zetten leraren vaak een filmpje op, maar in die tijd kun je ook voorlezen. Leerlingen moeten leren hoe je naar een verhaal luistert. Als dat lukt, maak je werkelijk contact. Kinderen gaan verhalen en ervaringen ook met elkaar delen. Woordenschat en tekstbegrip verbeteren daardoor sterk. En kunnen lezen en verwoorden wat je ervaart, heb je later ook nodig om hardware en software optimaal te kunnen gebruiken.’

 

Dit artikel verscheen in de OCW-special Digitaal eigenwijs van Didactief, juni 2023.

Verder lezen

1 Special Digitaal eigenwijs

Click here to revoke the Cookie consent