Karin Hoogeveen, onderzoeker bij Sardes: ‘Bij artsen is het duidelijk. Iedereen weet wat een arts doet en moet doen. Zij hebben gezamenlijk afgesproken wat er van hun beroepsgroep verwacht mag worden, hoe vaak en waarover zij zich moeten nascholen. Een beroepsvereniging, zoals artsen die kennen, ontbreekt in de sectoren onderwijs en kinderopvang. Organisaties - zoals kenniscentrum Calibris en de voormalige Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) - zijn niet ingesteld door beroepsbeoefenaren. De Onderwijsraad pleit dan ook al jaren voor de oprichting van een beroepsvereniging voor leraren. Er zou volgens de raad een register moeten komen dat garant staat voor kwaliteit: iedereen die in het register staat ingeschreven, voldoet aan de bekwaamheidseisen. Hiermee kun je heel duidelijk aangeven wat een leraar in het kleuteronderwijs in huis moet hebben. Karin Hoogeveen en Sandra Beekhoven, onderzoekers bij Sardes, hebben onderzocht welke competenties er in vve specifiek nodig zijn (zie kader).’
Lonneke van Dijk, onderzoeker bij de CED-groep: ‘Uit de vakliteratuur (o.a. Hoogeveen en Nijssen, 2009 en OECD Quality Policy Toolbox) blijkt dat er geen profiel bestaat voor ‘de vve-professional’. Enerzijds heeft dat te maken met de relatief jonge ontwikkeling van vve. Anderzijds speelt de fameuze ‘knip’ tussen voor- en vroegschools een rol. Dit komt voort uit ons onderwijsstelsel waarin kinderen vanaf vier jaar naar school gaan, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk waar tweejarigen al naar school mogen. De Pabo’s richten zich op kinderen vanaf vier jaar met een strikte scheiding tussen opvang en onderwijs. Door de samenvoeging kleuter- en lager onderwijs, worden kinderen tussen vier en twaalf jaar nu als één groep gezien. Pabo-afgestudeerden zijn bevoegd om aan alle groepen les te geven. Wat door deze ‘knip’ vaak ontbreekt en wat wenselijk is voor een effectieve vve is een doorlopende leerlijn en een ononderbroken ontwikkeling van kinderen, zodat leraren meer weten van peuters en leidsters meer van kleuters. De overdracht tussen voor- en vroegschools blijkt vaak onvoldoende geregeld. Het kan beter, en daar vraagt de praktijk inmiddels ook om. Professionalisering van leidsters en leerkrachten vindt nu nog zelden in gezamenlijkheid plaats. Gelukkig begint daar wat verandering in te komen. In het scholings- en nascholingsaanbod voor leraren zien we steeds vaker specialisaties ‘Het jonge kind’ ontstaan.’
Karin Westerbeek, onderzoeker bij Sardes: ‘Omdat opvang van 0 tot 4-jarigen en de educatie van kinderen ouder dan vier gescheiden plaatsvindt, bestaat het idee dat het twee totaal verschillende werelden zijn. In feite zou er minder of zelfs geen onderscheid moeten zijn tussen professionals die met peuters werken en professionals voor kleuters. Natuurlijk is hun ontwikkeling verschillend. Bij kleuters speelt formeel leren bijvoorbeeld een grotere rol, bij peuters is de verzorgende behoefte veel sterker. Toch zijn dezelfde punten in de basis belangrijk, waarbij de ontwikkelingsstimulerende interactie tussen professional en kind centraal staat. Denk aan interessante gesprekken voeren, interactief voorlezen, begeleid fantasiespel en tel- en meetspelletjes spelen. Door het aanbod van deze activiteiten ontwikkelen kinderen zich sneller op het gebied van taal, ontluikende geletterdheid en ontluikende gecijferdheid. Het is eigenlijk merkwaardig dat het kleuteronderwijs een hogere status heeft en het vak van de kleuterjuf of -meester hbo-niveau vereist
en de peuterleid(st)er mbo.’
Paul Leseman, hoogleraar Orthopedagogiek: ‘In het algemeen is de huidige op vve-methoden gebaseerde aanpak niet krachtig genoeg om de gewenste praktijk en belangrijke interactievaardigheden in te slijpen. Vve-professionals volgen nu een trainingstraject van een aantal bijeenkomsten en krijgen één of twee jaar lang regelmatig, maar niet heel vaak en niet structureel interactiebegeleiding. Permanente sturing en begeleiding is nodig, vooral intern in teamverband. Het zal winst opleveren als teams nadenken over de doelen van het werk, gezamenlijk activiteiten bedenken, ontwikkelen en inroosteren en samen op een systematische manier terugkijken of ze goed werken. Bestaande vve-programma’s kunnen daarbij heel goed worden gebruikt als inhoudelijk raamwerk en inspiratiebron, maar moeten niet - zoals je vaak ziet - mechanisch worden uitgevoerd of op de plank blijven liggen. Het kabinet onderschrijft dit en neemt twee aanbevelingen uit onze onderzoeksrapportage over (Pilot gemengde groepen, De Haan, Leseman & Elbers, 2011). Er komt coaching op de werkvloer en uitwisseling van goede voorbeelden tussen leidsters en leraren, om het verder leren on the job te bevorderen. Het lijkt heel belangrijk om in de instellingen structureel tijd te creëren voor inhoudelijk teamoverleg - liefst elke week - en te stimuleren dat leidsters en leraren bij elkaar in de groep kijken, elkaar feedback geven en samen educatieve activiteiten inroosteren.’
Welke competenties moet een vve-professional in huis hebben?
Pedagogische competenties: Bieden van veiligheid, respect voor autonomie, structureren en grenzen stellen, begeleiden van interacties tussen kinderen.
Vakinhoudelijke/didactische competenties: Rijk, interactief en correct taalgebruik, praten en uitleggen, instructiekwaliteit, kennis van en inzicht in ontwikkelingspsychologie, vve-programma’s en -domeinen, zoals taal, motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling, rekenen en ontluikende geletterdheid.
Communicatieve competenties • Omgaan met collega’s en ouders.
Bron: De professionele vve-kracht. Een studie naar professionaliteit van beroepskrachten die met jonge kinderen werken, Sardes 2012
Professionalisering is effectief als:
er verschillende vormen van professionalisering worden aangeboden (bijv. training, coaching, video interactiebegeleiding, reflectie, workshops).
er ruimte is voor coaching (door in een externe coach, door collega’s of een tutor).
de professionalisering samen met collega’s plaatsvindt.
theorie en praktijk worden gecombineerd, met de nadruk op de praktijk.
de professionalisering maatwerk is.
Bron: Professionalisering in de VVE: Effectiviteitsfactoren. van de CED-Groep 2012
Dit artikel verscheen in de special Jong geleerd... Deze special is gemaakt in opdracht van en met een financiële bijdrage van Sardes. De special verscheen in Didactief, april 2012.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven