In 2015 presteren Nederlandse 15-jarigen minder goed op internationale toetsen voor natuurwetenschappen en wiskunde dan in 2012. De leesvaardigheid van de leerlingen is niet wezenlijk veranderd. Dat blijkt uit het PISA-onderzoek naar de prestaties van 15-jarige leerlingen in 71 landen waarvan de resultaten vandaag bekend gemaakt zijn.
De recente niveaudaling doet zich voor in het merendeel van de OESO- en EU-landen. Daardoor staat Nederland er in het internationale gezelschap nog steeds relatief goed voor. De wiskundeprestaties zijn in Nederland sinds 2003 stapje voor stapje gedaald. Dit resultaat is in overeenstemming met de recente niveaudaling bij de exacte vakken in groep 6 van het basisonderwijs in TIMSS (zie hier en in het decembernummer van Didactief).
Sinds 2000 worden in het PISA onderzoek iedere drie jaar wereldwijd de vaardigheden van 15-jarige leerlingen gemeten. Dit onderzoek is geïnitieerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Aan PISA-2015 hebben 71 landen en meer dan 500.000 leerlingen meegedaan. PISA is hiermee het grootste internationaal vergelijkende onderzoek naar de prestaties van leerlingen in onderwijsstelsels in de wereld.
Dit jaar stonden natuurwetenschappen centraal, maar traditiegetrouw zijn daarnaast ook de vaardigheden van leerlingen in leesvaardigheid en wiskunde gemeten. Opvallend is dat de scores op vooral natuurwetenschappen en wiskunde in het merendeel van de deelnemende landen zijn gedaald. Onduidelijk is nog wat de oorzaken daarvan zijn.
In de periode tot 2012 zijn de prestaties van de 15-jarigen voor natuurwetenschappen op hetzelfde niveau gebleven. Van 2012 naar 2015 zien we echter een daling. Niet alleen in Nederland, maar ook in het merendeel van de OESO- en EU-landen. Op de internationale ranglijst van de 71 landen die aan PISA deelnamen, neemt Nederland in 2015 een zeventiende positie in. Binnen de EU staat Nederland zesde. Het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Ierland en Slovenië doen het even goed als Nederland. Alleen Estland en Finland zijn significant beter in natuurwetenschappen dan ons land. De recente niveaudaling doet zich voor in het vmbo en niet in havo en vwo.
In de periode 2003 - 2012 is de leesvaardigheid van Nederlandse 15-jarigen niet wezenlijk veranderd. Van 2012 naar 2015 lijkt er sprake van een daling, maar dit verschil is niet significant. De daling doet zich vooral voor in het vmbo en niet in havo en vwo. Op de internationale ranglijst van landen die aan PISA deelnamen, neemt Nederland een vijftiende positie in.
Tot de tien landen die het significant beter doen dan ons land behoren vier Aziatische landen: koploper Singapore, Hong Kong-China, Zuid-Korea en Macao-China. Binnen de EU komt Nederland voor leesvaardigheid op de zevende plaats. Alleen Estland, Ierland en EU-koploper Finland doen het significant beter dan Nederland.
Sinds 2003 is het percentage laaggeletterden in Nederland significant toegenomen (van 12% naar 18%). Het gaat hier overigens om leerlingen die moeite hebben met lezen, niet om analfabeten.
In wiskunde scoort Nederland traditioneel hoog. Op de internationale ranglijst van alle 71 deelnemende landen neemt Nederland voor wiskunde een elfde positie in. De top-vijf wordt aangevoerd door Singapore en Hongkong, op de voet gevolgd door Macao-China, Taiwan en Japan. Binnen de OESO-landen komt Nederland op de zesde plaats en binnen de EU staan we tweede na EU-koploper Estland. Zo gezien doet Nederland het nog steeds goed. Desondanks nemen de prestaties van Nederlandse leerlingen op wiskunde sinds 2003 stapje voor stapje af. In Nederland lijkt het niveau van wiskunde sterker te dalen dan in de OESO-landen. De niveaudaling zien we ook terug in het percentage leerlingen met hoge scores voor wiskunde. Dat is gedaald van 26% in 2003 naar 16% in 2015. De niveaudaling bij wiskunde doet zich voor in vwo, havo en vmbo bb en niet in vmbo gl/tl en vmbo kb.
In zeven van de 71 OESO- en partnerlanden zijn meisjes gemiddeld beter in natuurwetenschappen dan jongens. Het betreft Jordanië, de Verenigde Arabische Emiraten, Albanië, Qatar, Trinidad en Tobago, Macedonië en tot slot Finland. Opvallend is dat dit met uitzondering van Finland allemaal partnerlanden zijn.
In drie van de 71 OESO-landen hebben jongens een kleine voorsprong in natuurwetenschappen op meisjes: Oostenrijk, Costa Rica en Argentinië. Ook in Nederland behalen 15-jarige jongens hogere scores voor natuurwetenschappen dan meisjes van dezelfde leeftijd, maar het verschil in het voordeel van jongens is miniem. Binnen de OESO- en EU-landen zien we alleen in Oostenrijk betekenisvolle verschillen tussen meisjes en jongens. In Oostenrijk doen jongens het bij natuurwetenschappen naar verhouding wat beter.
Ook voor leesvaardigheid en wiskunde zijn de verschillen tussen jongens en meisjes in vergelijking met andere landen wat kleiner, alhoewel ook in Nederland meisjes gemiddeld beduidend beter scoren dan jongens.
Aan deelnemende leerlingen is onder andere gevraagd wat zij vonden van het onderwijs in de lessen natuurwetenschappen. In de lessen natuurwetenschappen doen Nederlandse 15-jarigen vaker proeven in het practicumlokaal dan hun leeftijdsgenoten in de OESO-landen. Echter, cognitief uitdagende werkvormen komen in Nederland minder voor. Nederlandse 15-jarigen worden in de lessen natuurwetenschappen ook minder vaak via effectieve docent-gestuurde methoden onderwezen dan hun leeftijdgenoten in de OESO-landen. Tot slot ervaren Nederlandse 15-jarigen duidelijk minder hulp en ondersteuning van hun docent dan gebruikelijk is in de OESO-landen.
Nederlandse 15-jarigen beleven minder plezier aan het leren van natuurwetenschappen dan hun leeftijdgenoten in de OESO-landen. Ook hebben zij wat minder belangstelling voor brede natuurwetenschappelijke thema’s en vinden zij natuurwetenschappen minder belangrijk voor het vinden van een baan na hun opleiding. Positief is dat Nederlandse 15-jarigen zich net zo competent voelen in het uitvoeren van natuurwetenschappelijke opdrachten als hun leeftijdgenoten in de OESO-landen.
De gemiddelde Nederlandse prestaties zijn voor natuurwetenschappen en wiskunde gedaald ten opzichte van 2012. Opvallend is dat de prestaties in het merendeel van de OESO-landen gedaald zijn. Ook daardoor scoort Nederland in vergelijking met andere landen nog steeds goed.
In de aanloop naar 2015 zijn het domein en de toetsen voor natuurwetenschappen grondig herzien. Bovendien zijn de toetsen in de meeste landen voor het eerst digitaal in plaats van op papier aan leerlingen voorgelegd. Deze veranderingen geven aanleiding om de geconstateerde trends met meer dan de gebruikelijke voorzichtigheid te interpreteren.
Hier staan de PISA resultaten integraal.
Hans Kuhlemeier en Remco Feskens zijn werkzaam bij Cito.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven