Onderzoek

Passend onderwijs: waar staan we?

Tekst Eline Geus
Gepubliceerd op 27-07-2016 Gewijzigd op 28-10-2016
Het aantal leerlingen in het speciaal onderwijs neemt af, passend onderwijs lijkt geslaagd. Maar nog steeds zit een flink aantal leerlingen thuis. En hoe nu verder met al die leraren die zich nog steeds niet voldoende toegerust voelen voor passend onderwijs? Drie evaluaties concluderen: passend onderwijs, het blijft een hele kluif.

Passend onderwijs is al bijna 2 jaar van kracht, het is weer tijd om te evalueren. Voor ons liggen de negende voortgangsrapportage van OCW, een evaluatie van de procedures van samenwerkingsverbanden door het Kohnstamm Instituut  en een evaluatie van de ervaringen met passend onderwijs van DUO onderwijsonderzoek. Bemoedigend is te lezen dat het aantal leerlingen in het speciaal (voortgezet) onderwijs afneemt. Het speciaal onderwijs had in schooljaar 2014/2015 een instroom van 5043 leerlingen. Het voortgezet speciaal onderwijs had een instroom van 8487 leerlingen. Dat is in beide gevallen 12% minder dan het jaar ervoor. Passend onderwijs lijkt geslaagd. Maar zo denkt niet iedereen erover.

Passend onderwijs: een succes?
Passend onderwijs wordt erg verschillend ervaren. Directeuren zijn positief, intern begeleiders en zorgcoördinatoren vormen de middenmoot en de leraren zijn nog steeds vooral negatief gestemd. Het lijkt erop dat hoe dichter je bij de praktijk komt, hoe meer problemen er opduiken. 64% Van de directeuren in het vo en 60 % in het po is positief over passend onderwijs. Zij zien meer flexibiliteit van de zorg en vinden dat de financiële middelen beter afgestemd zijn dan vroeger. Ze ervaren ook minder bureaucratie en minder belemmeringen in de kwaliteit en aanwezigheid van voorzieningen en aanbod binnen het samenwerkingsverband, zoals begeleidingsdiensten.

Intern begeleiders en zorgcoördinatoren zijn minder lovend. Ook zij ervaren minder bureaucratie, maar ook minder transparantie en minder deskundigheid van het team. Het budget is volgens hen minder toereikend, vooral in het vo. Toch zegt 61% van de intern begeleiders en 69% van de zorgcoördinatoren positief te zijn over passend onderwijs. Directeuren, zorgcoördinatoren en intern begeleiders constateren wel allemaal dat er meer vanuit mogelijkheden dan vanuit labels en beperkingen van een kind (het medisch model) gewerkt wordt.

Maar wat vinden de leraren die elke dag passend onderwijs geven in hun klas? 54% In het po en 60% in het vo is negatief. Ze zien passend onderwijs nog steeds vooral als een bezuiniging. De 'gewone' leerling krijgt niet genoeg aandacht meer, zo zegt 75% van de leraren in po en 78% in het vo. Ongeveer de helft van de leraren geeft aan dat ze ook de leerling met een individuele ondersteuningsbehoefte niet alle aandacht kunnen geven die het nodig heeft. En passend onderwijs levert vooral meer werkdruk op, volgens maar liefst 87% van de leraren in het po en 86% in het vo. En dat terwijl de bureaucratie en dus de werkdruk zouden moeten afnemen...

Leraren voelen zich nog steeds niet voldoende toegerust om passend onderwijs te geven. Ongeveer twee derde zegt onvoldoende geschoold te zijn. Maar niet alleen leraren voelen deze onmacht: ook directeuren, intern begeleiders en zorgcoördinatoren willen meer scholing (meer dan 86% geeft dit aan).

Zijn er dan helemaal geen positieve geluiden? Toch wel. DUO onderwijsonderzoek concludeert (op basis van een enquête die is ingevuld door krap 1700 respondenten) dat bijna alle leraren, intern begeleiders, zorgcoördinatoren en directeuren achter de onderliggende gedachte van passend onderwijs staan. Ze zijn ook blij dat de leerling nu meer centraal staat en alle leerlingen gelijke kansen hebben in het reguliere onderwijs. Dankzij passend onderwijs werken de verschillende instanties beter samen en zijn er kortere lijnen. Er kan ook sneller gehandeld kan worden, zodat leerlingen minder lang thuis zitten. Maar is dat ook zo in de praktijk?

Thuiszitters als kanariepietjes
Doorverwijzen naar speciaal onderwijs is lastiger geworden, schrijft DUO Onderwijsonderzoek. Leerlingen met problemen lopen daardoor een groot risico om thuis te komen zitten. In het schooljaar 2014/2015 waren 4.155 leerlingen langer dan vier weken ongeoorloofd afwezig, waarvan 2.232 leerlingen zelfs langer dan drie maanden. 5.956 Kinderen staan überhaupt niet bij een school ingeschreven. Dit is wel 11% minder dan in het schooljaar 2013/2014 (bron: NJI en brief Cijfers leerplicht en aanpak thuiszitters van OCW februari 2016). Maar het zijn er nog te veel om te zeggen dat passend onderwijs geslaagd is.

De overheid laat het er gelukkig niet bij zitten. Op 13 juni 2016 werd het thuiszitterspact getekend. Doel: in 2020 zit geen kind meer langer dan 3 maanden zonder onderwijs thuis. De inspectie verscherpt zijn aanpak door de samenwerkingsverbanden hun thuiszitters en thuiszittersbeleid te laten registreren. Ze heeft ook een interventieteam opgezet om te helpen bij het plaatsen van thuiszittende leerlingen.

De vraag is of een thuiszitterspact voldoet. 7 Juli nam de Tweede Kamer een motie aan om het aantal thuiszitters actiever terug te dringen. Schoolbesturen en samenwerkingsverbanden zouden gestimuleerd moeten worden om maatwerk te leveren, bijvoorbeeld door onderwijs op een andere locatie dan de school toe te staan en te bekostigen. Dit vanuit de gedachte van leerrecht (zie Didactief, december 2015). Hierbij speelt ook de discussie rond het hoorrecht, om leerlingen te horen over welke onderwijsplek het beste is, en de ontheffing van de leerplicht (zie brief Cijfers leerplicht en aanpak thuiszitters van OCW februari 2016 en het stuk van Katinka Slump).

Maatwerk
Maatwerk is noodzakelijk, maar duur. In de meeste samenwerkingsverbanden gaat het grootste deel van het budget direct naar de scholen, een ander deel naar de voorzieningen en een klein deel gaat naar individuele leerlingen.

In het leerwegondersteunend- en praktijkonderwijs wordt maatwerk makkelijker. De landelijke criteria voor het toewijzen van lwoo en pro aan scholen worden in 2018 losgelaten. Samenwerkingsverbanden worden dan zelf verantwoordelijk voor de bekostiging en de toewijzing van lwoo en pro. De meeste samenwerkingsverbanden stoppen met het lwoo en geven de middelen aan de vmbo-scholen.

Deze drie evaluaties zijn uit verschillende invalshoeken geschreven, maar geen van allen is ronduit positief. Er wordt hard gewerkt, maar passend onderwijs blijft een zorgenkind.

Lees ook:
Katinka Slump over thuiszitters
Ronald Buitelaar en Emmanuel Naaijkens over thuiszitters 
Kamerbrief over cijfers leerplicht en thuiszitters

 

Click here to revoke the Cookie consent