Minimaal dertig kinderboeken per jaar lezen de pabostudenten van NHL Stenden. ‘We vinden het belangrijk dat studenten zelf ook lezers worden,’ stelt taal- en opleidingsdocent Sander Veenema van locatie de Eekhorst in Assen. ‘Alleen zo kunnen ze later kinderen tot lezen stimuleren.’
Studenten moeten in ieder geval twintig van die dertig boeken kiezen uit een keuzelijst met 250 titels van (literair) goede kinderboeken. ‘Al die 250 boeken zijn aanwezig op school en hebben mijn twee taalcollega’s en ik ook zelf gelezen. Zo kunnen we er met de studenten over praten. Dat werkt stimulerend.’ Studenten vertellen over de gelezen boeken in de boekenkring en krijgen zo ook boekentips mee van medestudenten. ‘Het leuke is dat basisscholen in ons werkgebied die boeken ook aanschaffen. Zo verspreidt de kennis over het actuele boekenaanbod zich verder onder zittende leerkrachten.’
Ook Hogeschool IPABO wil dat studenten met zoveel mogelijk boeken in aanraking komen. Dat gebeurt niet met een verplichte leeslijst, maar door boeken te verweven in het curriculum. Bijvoorbeeld via boekpromoties door studenten en docenten. ‘We vinden het belangrijk dat studenten veel hedendaagse kinderboeken kennen, zodat zij later leerlingen kunnen inspireren en adviseren,’ vertelt Inouk Boerma, associate Lector Lezen. ‘Zelfs als je niet alles zelf hebt gelezen, kun je boeken inzetten in de klas.’
‘Voorkom dat lezen
een feestje van
taaldocenten wordt’
Een succesnummer is de jaarlijkse Week van het Kinderboek in het voorjaar. ‘Studenten krijgen dan vanuit diverse vakken workshops over werken met boeken, met als hoogtepunt een dag met workshops door kinderboekenschrijvers.’ De week vraagt dat álle collega’s bezig zijn met jeugdliteratuur. ‘Je moet echt voorkomen dat het een feestje van de taaldocenten wordt. De boodschap die we uitdragen aan studenten: je hebt teksten en boeken nodig om schoolvakken te kunnen geven.’ Niet al haar collega’s zijn daar al even gedreven of bedreven in. ‘Daar is nog een wereld te winnen. Maar wat helpt, is een fantastische mediatheek. De mediathecaris stelt themalijsten op voor bijvoorbeeld aardrijkskunde.’
De pabo’s van NHL Stenden proberen eveneens alle vakken te verbinden met boeken. ‘Mijn collega van geschiedenis neemt ook boeken mee de les in,’ vertelt Veenema. Hij ziet steeds meer initiatieven die dit ondersteunen. ‘Een collega van rekenen kreeg onlangs een lijst van de vakvereniging met boeken die je bij rekenen kunt inzetten.’
Beide pabodocenten hebben de ervaring dat je studenten wel degelijk aan het lezen krijgt. ‘Ik zeg niet dat het gemakkelijk is, maar hoge ambities werken in elk geval,’ vertelt Veenema. ‘En inspireren ook: zorg dat er altijd boeken in je lokaal zijn, lees zelf, vertel daar enthousiast over en draag uit hoe belangrijk lezen is. Werk samen met de openbare bibliotheek en laat zien wat die kan betekenen voor een basisschool. Kortom: wees hun rolmodel.’
In de minor Jeugdliteratuur begint Veenema elke les met een half uur vrij lezen, zoals ook op basisscholen steeds vaker gebeurt. ‘In het begin voelde dat een beetje ongemakkelijk, nu vinden studenten het heel fijn en komen ze echt in een staat van geconcentreerd lezen.’ Hij doet voor hoe je volgens de leescirkel van Aidan Chambers kunt werken, van hulp bij het kiezen van een geschikt boek tot en met samen praten over boeken.
‘Zorg dat er
altijd boeken in
je lokaal zijn’
IPABO kent sinds dit studiejaar een afstudeerrichting Lezen. ‘Centraal hierin staan recente inzichten over effectief leesonderwijs, zoals het belang van rijke teksten en een geïntegreerde aanpak,’ vertelt Boerma. Ze werkt daartoe samen met collega’s van bijvoorbeeld geschiedenis. ‘Zo laten we studenten zien hoe je met rijke teksten kunt werken aan kennisopbouw en tekstbegrip.’ Binnen het lectoraat vindt ook onderzoek plaats naar onder meer geïntegreerd lezen bij de zaakvakken. Of naar hoe je jeugdboeken kunt inzetten om leerlingen kritisch te laten nadenken over zichzelf, de ander en de wereld.
Er zit soms een verschil tussen wat studenten leren op de pabo en wat ze op hun stageschool tegenkomen. Lang niet alle basisscholen bieden bijvoorbeeld geïntegreerd taalonderwijs aan. Dat zal de komende jaren verbeteren, verwacht Veenema, met het Samen Opleiden waarbij pabo’s en basisscholen meer samen optrekken.
Ook op pabo’s zelf is nog verbetering nodig. Want het is niet vanzelfsprekend dat lezen speerpunt is. ‘Je hebt mensen nodig die zich daar hard voor maken,’ stelt Veenema. Zomaar 250 jeugdboeken aanschaffen als pabo? Daar hebben hij en zijn taalcollega’s voor moeten pleiten bij het College van Bestuur. ‘Het zou helpen als de landelijke overheid daar steviger in zou sturen. Er zijn tijdelijke subsidies voor leesbevordering of samenwerking met de bibliotheken, maar die zijn altijd gefragmenteerd en nooit continu. Een vast, geoormerkt budget voor lezen zou erg helpen. Dan gebeurt er tenminste overal wat en hoeft niet elke pabo individueel met het bestuur te onderhandelen.’
Boerma beaamt dit. ‘Onze afstudeerrichting Lezen kon er alleen maar komen omdat het College van Bestuur heeft gezegd: dit vinden wij belangrijk. Ze zijn erachter gaan staan.’ Maar ze twijfelt of er ook inhoudelijke richtlijnen vanuit de overheid moeten komen, bijvoorbeeld over een bepaalde leesdidactiek of een minimaal aantal boeken dat pabostudenten moeten lezen. ‘De ene dag denk ik: ja, maar hoe dan?! En de andere dag denk ik: het leesprobleem is zo urgent dat effectief en motiverend leesonderwijs leren geven op pabo’s onmisbaar is en landelijke richtlijnen wel een goed idee zijn.’
Dit artikel verscheen in de special Het tij keren van de Stichting Lezen in Didactief, april 2024.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven