Nieuws

Pabo aan zet

Tekst Martine Gijsel
Gepubliceerd op 20-12-2012 Gewijzigd op 12-10-2017
Onderkennen en stimuleren van taaltalent vraagt om goed toegeruste leraren. Worden zij voldoende opgeleid voor deze uitdagende taak? Twee pabo’s aan het woord.

Patricia van Keulen en Mieke van Diepen, opleidingsdocenten Nederlands,
Marnix Academie Utrecht:

‘Vanaf het eerste leerjaar hameren we er bij onze studenten op dat taal een belangrijk middel is en dat je als leraar elke kans moet aangrijpen om de taalontwikkeling, het taaltalent, van kinderen te stimuleren. De basis van goed taalonderwijs leggen we in de eerste jaren van de pabo (leerlijnen en tussendoelen), vervolgens besteden we in de laatste twee jaar aandacht aan handelingsgericht werken waarbij we het taalonderwijs afstemmen op verschillende leerlingen. Zo leert elke leraar in spé hoe hij of zij zich kan richten op mogelijkheden  en onderwijsbehoeften van leerlingen in plaats van op tekortkomingen. Ook in andere minoren zijn studenten heel bewust bezig met het creëren en benutten van kansen voor taalontwikkeling. Tijdens een interactievaardighedentraining leren ze bijvoorbeeld om leerlingen langer te laten uitpraten en andere leerlingen daarop te laten reageren door middel van stiltes, non-verbale reacties (knikken, uitnodigend kijken) of eventueel verbale reacties (specifiek doorspelen naar andere leerlingen). Maar ze leren ook goede open vragen stellen waarop de leraar zelf ook geen antwoord heeft of prikkelende uitspraken doen om leerlingen uit te dagen.’

Willemijn Vernout, docent Nederlands, pabo Saxion Deventer:
‘In alle jaren van de opleiding leren we studenten hun taalaanbod zoveel mogelijk af te stemmen op alle kinderen. In beroepstaken voeren studenten taken uit in hun stage, waarbij ze worden gevoed vanuit verschillende modules (bijvoorbeeld  onderwijskunde, Nederlands en rekenen en wekelijkse intervisie/tutorbijeenkomsten). Binnen het “Hoekenproject” (specialisatie onderbouw) doen tweedejaarsstudenten bijvoorbeeld een project vanuit Basisontwikkeling en  voeren deze uit tijdens hun stage in groep 1 t/m 4. Ter illustratie: Bij het thema “ziek zijn” maakt een aantal leerlingen van groep 1/2 een agenda voor ziekenhuisafspraken. Leerlingen die nog niet zover zijn in hun lees- en
schrijfontwikkeling bedenken pictogrammen om de dagen van de week te kunnen “lezen”. De taalsterke leerlingen stempelen of schrijven de dagen van de week erbij. De student daagt op die manier álle leerlingen uit in hun taalontwikkeling. Bij het voorbereiden en uitvoeren van dit project, zetten de studenten hun kennis van doelen en leerlijnen van beginnende/gevorderde geletterdheid en mondelinge communicatie in om de kinderen een stap verder te helpen in hun talige ontwikkeling. In het begin van het derde jaar van de opleiding zet deze aandacht voor taalproblemen én -talenten zich voort in de beroepstaak “adaptief lesgeven”. Studenten leren hun (taal)onderwijs op drie niveaus voor te bereiden en uit te voeren.’ 

Dit artikel is verschenen in de Didactief-special Taaltalent, december 2012. Deze special is gemaakt in opdracht en met een financiële bijdrage van Expertisecentrum Nederlands en het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit Nijmegen (BSI). 

Verder lezen

1 Taaltalent

Click here to revoke the Cookie consent