Is onderzoek een blinde vlek in de lerarenopleidingen? Dat zou je bijna denken na de zorgwekkende blog van Paul Kirschner (zie kader op deze pagina). Toch valt het mee. Tien jaar geleden al stelden opleiders dat onderzoeksmatig kunnen handelen van belang is voor (toekomstige) leraren, omdat zij daarmee hun eigen praktijk kritisch kunnen beschouwen en verbeteren[1]. Ook lerarenopleiders zelf zijn steeds meer bezig met (praktijk)onderzoek: hun rol als onderzoeker is inmiddels opgenomen in de VELON-beroepsstandaard (2012).
Onderzoek hoort bij voorbeeldfunctie van opleider
In een landelijke survey hebben wij bekeken hoe er nu in hbo-lerarenopleidingen wordt gedacht over onderzoek (doen). Deze survey hebben we gehouden onder 25 managers en 269 lerarenopleiders. Van de managers werkten er 18 op een pabo en 7 in een lerarenopleiding vo (lvo); de opleiders waren vrijwel gelijk verdeeld over pabo en lvo. Binnen de opleiders bleken die in de pabo het meest ingevoerd in het zelf doen van praktijkonderzoek: van hen had driekwart hier ervaring mee, meestal onder begeleiding van een ervaren onderzoeker. Bij de tweedegraads opleiders was dat bijna twee derde. Meer nog waren er betrokken bij het begeleiden van onderzoekende studenten: in pabo en lvo meer dan 80% van de opleiders. Onderzoek heeft dus de aandacht, mogen we concluderen.
Vinden lerarenopleidingen het belangrijk dat lerarenopleiders zelf (praktijkgericht)onderzoek doen? Gezien de voorgaande percentages is het niet verrassend dat managers massaal ‘ja’ antwoorden op die vraag (op één na alle ondervraagden). Ze vinden bijvoorbeeld dat onderzoek doen hoort bij het beroep van lerarenopleider, dat het hun voorbeeldfunctie versterkt en dat het helpt om onderzoek door studenten beter te begeleiden.
Er zijn meer taken die aandacht vragen,zoals differentiatie
Wetenschappelijke oppepper
Onderzoek komt nog lang niet altijd terecht in het lesmateriaal van lerarenopleidingen. Neem het materiaal over leerstrategieën: Paul Kirschner en collega’s onderzochten of de boeken en syllabi wel de meest effectieve strategieën behandelen. Dat zijn gespreid leren/oefenen en retrieval practice (toetsen als leerstrategie). Slechts drie lerarenopleidingen blijken hun studenten te voorzien van schriftelijk studiemateriaal hierover. Wat leren opleidingen hun studenten dan wel? Dubieuze theorieën, aldus Kirschner, zoals leerstijlen en meervoudige intelligentie. Het materiaal kan dus wel een update gebruiken. / AL
Lees Kirschners blog Lerarenopleidingen hebben hulp nodig (2 september 2017).
Lerarenopleiders reageren genuanceerder op de vraag of zij allemaal zelf onderzoek zouden moeten doen. Bijna de helft zegt ‘ja’, iets meer dan de helft zegt ‘nee’. De ja-zeggers vinden dat het bijdraagt aan het eigen functioneren, dat het nodig is om studenten te kunnen begeleiden bij onderzoek, dat het hoort bij de voorbeeldfunctie, dat het helpt om de opleiding te verbeteren of dat het simpelweg hoort bij het beroep. Zo zegt een van hen: ‘Wij vragen het van alle studenten, dus moet onderzoek deel uitmaken van onze dagelijkse praktijk.’ Een ander vindt het ‘goed dat je als docent ook eens door het proces van “onderzoek doen” bent gegaan. Hierdoor kun je studenten beter begeleiden.’
De tegenstanders hebben er vooral bezwaar tegen dat iedere lerarenopleider onderzoek zou moeten doen. Bijna de helft vindt dat hiervoor afspraken zouden moeten worden gemaakt binnen het team. ‘Niet iedereen hoeft alles te kunnen of te doen,’ zegt een opleider. ‘Er zijn meer belangrijke taken te volbrengen. Meer gebruik maken van differentiatie/ieders voorkeuren en talenten,’ stelt een collega voor. Er lijkt, kortom, een kloof te zitten tussen wat de hogere echelons van de opleiding besluiten en waartoe lerarenopleiders op de werkvloer zich in staat voelen. Een mens, ook een lerarenopleider, kan nu eenmaal niet alles tegelijk.
Teach as you preach
De literatuur is net zo stellig als Kirschner en de zijnen. Het is essentieel dat lerarenopleiders zelf onderzoek doen en resultaten uit onderzoek gebruiken. Daarmee kunnen ze goed onderwijs verzorgen en hun eigen opleidingspraktijk verbeteren. Opleiders hebben een voorbeeldfunctie voor studenten. Ook helpt onderzoek ze om het curriculum van de opleiding te ontwikkelen of verbeteren. Via de opleiders komt onderzoek terecht in de scholen in po, vo en beroepsonderwijs en versterkt daar de kennisbasis. En vanzelfsprekend draagt het bij aan de kennisbasis van het beroep van de lerarenopleiders zelf.
Aan de lerarenopleiders hebben we ook gevraagd welke doelen onderzoek voor hen heeft (zie complete tabel op didactiefonline.nl). De resultaten komen grotendeels overeen met wat de literatuur erover zegt. Het allerbelangrijkste vinden de opleiders het lezen van onderzoek om zelf goed les te kunnen geven (88%, zie tabel 1). Op nummer twee staat het doel de eigen lessen te verbeteren (73%) en op drie een voorbeeld voor studenten te kunnen zijn (65%). Overtuigende redenen om de vraag eens te stellen of de lerarenopleidingen hun docenten wel genoeg ruimte en tijd bieden om (praktijk)onderzoek te doen: alleen dan kunnen zij het goede voorbeeld geven.
Onderzoek uitgevoerd door Quinta Kools, Loes van Wessum, Fer Boei, Martijn Willemse en Lidewij van Katwijk (VELON- themagroep/Windesheim Flevoland, Windesheim Zwolle, Fontys en Stenden Hogeschool).
[1] Kallenberg, Koster, Onstenk & Scheepsma, 2007.
Dit artikel verscheen in Didactief, november 2017.
1 Lerarenopleidingen hebben hulp nodig
2 ‘Stel je studenten voortdurend vragen’
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven