Nieuws

Op jacht naar woordenschattalent: 3 handvatten op een rij

Tekst Heleen Strating & Carmen Damhuis
Gepubliceerd op 20-12-2012 Gewijzigd op 28-09-2017
Beeld Tom van Limpt
Alle goede dingen komen in drieën, dat geldt ook voor effectieve werkwijzen die een impuls geven aan woordenschatontwikkeling. Drie tips.

1. Werk met woordenschatroutines

Meester Marcel van groep 5 speelt voor de bel nog een spelletje woordenbingo. De beamer gaat aan. Leerlingen duiken in hun woordenschriftje en kiezen vijf woorden uit de laatste twee aangeboden woordpakketten. Vlug vullen ze hun blanco  bingokaart ermee: het spel kan beginnen. Marcel omschrijft: ‘Je kunt dit voorwerp mee op vakantie nemen en er heerlijk in dromen. Ook kleine kinderen gebruiken mijn voorwerp vaak.’ Je ziet een jongen denken: dromen…, vakantie… Snel kruist hij het woord slaapzak aan op zijn bingokaart. Wie roept als eerste ‘Bingo’? Een voorbeeld van een woordenschatroutine, vergelijkbaar met bekende routines als een dagopening, fruit eten en leerling van de week-momenten. De leraar kan woordkennis herhalen en indirect checken op een speelse en intensieve manier. Door korte herhalingsspelletjes zoals deze, maar ook woord van de dag-activiteiten en werken met zelfgemaakte woordenboeken, slijpen de nieuwe woorden en hun verschillende betekeniskenmerken goed in.

2. Werk met grafische modellen

In groep 4 van juf Dina is iedereen met hoekenwerk bezig. Op een prikbord in de themahoek prijkt de titel “Dieren uit de natuur”. Een meisje hangt woordkaartjes op met vier woordparaplu’s. Ze zet regelmatig een stap naar achteren om te kijken naar de voortgang. De woorden zijn pittig: amfibieën, zoogdieren, ongewervelde dieren en reptielen. Geconcentreerd ordent en categoriseert ze de woorden en laat trots het eindresultaat aan juf Dina zien. Werken met grafische modellen op papier (zoals een woordparaplu, een woordentrap of een woordspin) sluit goed aan bij recente inzichten over diepe kennisverwerking in de hersenen. Leerlingen leren nieuwe informatie het beste onthouden als in de hersenen verschillende gebieden worden aangesproken. Twee belangrijke gebieden zijn de talige kant en de visuele kant. Door zijn vorm maakt een grafisch model al iets zichtbaar over de relatie tussen de verschillende woorden en begrippen. Leerlingen die samen of alleen werken met deze modellen besteden aandacht aan verschillen en overeenkomsten tussen woorden en aan het (her)ordenen van betekeniskenmerken. 

3. Werk met coöperatieve werkvormen

Bij juf Hanneke in groep 6 zijn ze een paar weken bezig geweest met het thema ‘sport’. De juf heeft een flinke verzameling ‘sportwoorden’ aangelegd voor en met de groep. Mark en Sabina oefenen nu de spelling van die woorden met de coöperatieve werkvorm TweetalCoach: ‘Oké, nu ben jij. Schrijf maar eens op: hockey.’ Sabina is aan de beurt om te schrijven, Mark checkt: hij geeft hints als het woord niet goed geschreven is, en een compliment als het goed is. Coöperatieve werkvormen als Binnen-Buitenkring, TweeVergelijk en Zoek Iemand, geven de leerlingen kansen om met elkaar in gesprek te zijn over woorden en betekenissen. Veel meer dan in een groeps(leer) gesprek mogelijk is. De werkvormen dragen met name bij aan effectief woordenschatonderwijs door de simultane interactie. Niet de leraar is de meest actieve deelnemer aan de les maar de leerlingen die tegelijkertijd veel woorden actief kunnen herhalen. Ander voordeel is dat een leraar deze werkvormen kan combineren met routines en grafische modellen die de groep al kent.

Meer informatie over woordenschatonderwijs:
Op Woordenjacht. Creatief en effectief werken aan woordenschatuitbreiding. Antwerpen - Apeldoorn: Garant.
www.woordenjacht.nl , www.leraar24.nl/video/3030

Dit artikel is verschenen in de Didactief-special Taaltalent, december 2012. Deze special is gemaakt in opdracht en met een financiële bijdrage van Expertisecentrum Nederlands en het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit Nijmegen (BSI). 

Verder lezen

1 Taaltalent

Click here to revoke the Cookie consent