De basis van het Lerarenregister is nog niet in orde, vindt de Onderwijsraad. In zijn nieuwste advies Besluit Lerarenregister stelt hij dat ‘de manier waarop het lerarenregister vorm krijgt, onvoldoende aansluit bij het doel van het register: garanderen dat leraren bekwaam zijn en blijven door aan te zetten tot bekwaamheidsonderzoek’. Maak een pas op de plaats en verander van koers, dat is de boodschap. De Onderwijsraad schaart zich hiermee in een koor van critici in Nederland. Ondertussen gaan allerlei ontwikkel- en meedenksessies inzake het lerarenregister gewoon verder zonder een woord aan dit kritische advies vuil te maken.
Tot veler verontwaardiging wordt het lerarentekort niet genoemd in het nieuwe regeerakkoord. In de discussie rond het lerarenregister komt het juist vaak ter sprake. Creëren we straks niet ons eigen extra tekort door zo’n register?
De Onderwijsraad benadrukt dat het lerarentekort geen reden is voor uitstel. Hij is voorstander. ‘Juist in tijden van tekorten waarborgt een register dat aandacht voor bekwaamheidsonderhoud blijft bestaan en zet het een rem op sluiproutes waarbij onbevoegden voor de klas komen te staan.’ Maar dan moet de organisatie van het register wel anders.
Het nieuwe lerarenregister is nog in aanbouw. Het zogenoemde ontwerpbesluit is een eerste stap in het formuleren van de nodige procedures en criteria. Dat ontwerp heeft de Onderwijsraad nu tegen het licht gehouden en hij adviseert:
Het ontwerpbesluit is bedoeld als een voorstel voor de herregistratiecriteria en de regels voor opname van nascholingsaanbod in het register (validering); de minister moet deze nog formeel vaststellen. Volgens het ontwerp kan de minister een aantekening plaatsen in het register als een leraar niet voldoet aan de herregistratiecriteria. Er staat ook in dat leraren die al in het huidige vrijwillige register staan, hun geregistreerde activiteiten daaruit kunnen meenemen naar het verplichte register dat in augustus 2018 van start gaat en een jaar later verplicht wordt.
Adviescommissies moeten straks de minister adviseren welke aanbieders geaccrediteerd worden en wanneer een leraar een aantekening krijgt. Momenteel doet een voorlopige registercommissie die accreditering. De leden zijn aangewezen door de Onderwijscoöperatie, net als straks de leden van de adviescommissies.
De huidige registercommissie telt volgens de site van de OC momenteel twaalf leden, in plaats van de voorgenomen minimaal vijftien (vijf voor elke sector, po, vo en mbo) en drie secretarissen. Zij hanteren weliswaar bepaalde criteria, maar toch zijn er veel klachten. Bijvoorbeeld van universitaire aanbieders die vijf dezelfde nascholingsactiviteiten hebben aangeboden voor docenten vo, maar voor verschillende vakken, waarvan er bijvoorbeeld twee zijn gevalideerd en twee geweigerd, over de resterende werden vragen gesteld. Kennelijk interpreteren niet alle leden van de registercommissies de criteria op dezelfde manier.
Het ontwerpbesluit gaat straks niet per se verbetering brengen, stelt de Onderwijsraad, want dat bevat alleen nog maar algemene procedures en uitgangspunten. Het nieuwe register lijkt zo meer te draaien om administratieve handelingen dan om de professionalisering zelf. ‘Het lerarenregister dreigt vooral een technisch-bureaucratische exercitie te worden, die ver afstaat van de leraren in de klas en van de praktijk binnen scholen’, zo schrijft de Onderwijsraad.
In de huidige opzet van het nieuwe register zou de professionalisering van leraren te vastomlijnd en te administratief worden. De Onderwijsraad vreest afvinklijstjes en leraren die straks vooral strategisch hun scholing gaan kiezen (snel en makkelijk) in plaats van uit te gaan van eigen behoeftes.
Bovendien is de raad bang voor hoge kosten. In het ontwerpbesluit is nu sprake van een landelijke adviescommissie die in 2023 de herregistratie van 230.000 leraren moet beoordelen en van commissies die al het scholingsaanbod zorgvuldig moeten valideren. Hiervoor hebben de commissies ofwel veel ondersteuning nodig en dat is duur, ofwel ze moeten werken met een deels geautomatiseerd systeem of met steekproeven. Beide zijn inhoudelijk geen geschikte alternatieven, vindt de raad. Bovendien is niet duidelijk hoe zal worden omgegaan met leraren die bezwaar maken tegen beslissingen van deze commissies.
Om de aansluiting met de praktijk te verbeteren, adviseert de raad om portfolio’s te gebruiken. Hierin kan een leraar bijhouden welke activiteiten hij gevolgd heeft en hoe deze tot professionalisering hebben geleid. Hij houdt zelf de regie. Dit is, volgens de raad, een betekenisvolle manier, omdat de focus ligt op de eigen ontwikkeling binnen de school.
De Onderwijsraad komt tegemoet aan de wens van veel leraren om ook informele scholing te kunnen opvoeren voor het Lerarenregister. Dat ene boek waar je zoveel van geleerd hebt, die lesbezoeken waar je bij de nabespreking goede feedback hebt gekregen van collega’s, kunnen misschien niet afgevinkt worden in een registerlijst maar zijn wel waardevol. In een portfolio kunnen zij beter verantwoord worden dan zoals nu bijvoorbeeld gebeurt in een soort vrije ruimte in het register.
De criteria voor herregistratie en definitieve validering zijn nog niet geformuleerd in het ontwerpbesluit en liggen in handen van de zogenoemde deelnemersvergadering. Ook daar wordt de Onderwijsraad niet blij van. Er zijn nauwelijks kaders, het kiesrecht is onduidelijk en heel open, en de deelnemersvergadering is niet representatief voor de beroepsgroep, zo luidt de kritiek. De Onderwijsraad schaart zich ook daarmee in het koor van de tegenstanders van de huidige gang van zaken rond de deelnemersvergadering, het meest pregnant vertolkt in de campagne #nietmijnregister.
Die herregistratie moet in 2023 gebeuren. Dat is met portfolio’s nog niet zo simpel. Hoe zie je op een portfolio of een leraar voldoet aan het minimumniveau? De herregistratiecriteria moeten beperkt blijven, zodat de leraar de ruimte houdt om zelf zijn professionalisering vorm te geven. Het halen van het minimumniveau in de bekwaamheidseisen is het uitgangspunt, maar wat dat precies behelst blijft ook in het advies van de Onderwijsraad onduidelijk.
Interessante vraag die de raad stelt, betreft professionalisering op teamniveau. In het huidige, op het individu gerichte register is daar geen aandacht voor, in het ontwerpbesluit is onduidelijk of valideren ook kan gelden voor teamscholing. Juist nu fenomenen als Stichting LeerKRACHT, en Lesson Study een opmars maken, is dat een gemis.
Daarnaast adviseert de raad om bij de herregistratie geen sectorspecifieke criteria te gebruiken, omdat dit onnodige schotten tussen de sectoren zou vormen. De raad pleit voor een algemene basis waaraan elke leraar moet voldoen met daarbovenop ruimte voor specialisatie, zodat leraren wel op een passende manier kunnen professionaliseren binnen hun sector. Zo zou een register meer diverse carrièrepaden niet in de weg staan: als een leraar van po naar vo zou willen doorstromen bijvoorbeeld zou hij niet opeens binnen een jaar aan heel andere registereisen hoeven te voldoen.
Nu dienen de bekwaamheidseisen als basis voor de herregistratiecriteria. Maar die bekwaamheidseisen zeggen niets over het niveau waarop een leraar de bekwaamheden minimaal moet beheersen. In hoeverre moet je bijvoorbeeld ‘boven de stof kunnen staan’? De raad adviseert om eerst de niveaus in de bekwaamheidseisen aan te brengen en daarna de herregistratiecriteria pas te ontwikkelen. De invoering van het register kan dan wat hen betreft vervolgens sneller verlopen.
Wie beslist of een leraar aan voldoende eisen heeft voldaan voor herregistratie? Het plan in het ontwerpbesluit luidt een landelijke adviescommissie, maar de raad vindt decentrale toetsing een beter alternatief. Bijvoorbeeld door een anonieme collega op een andere school in een ander schoolbestuur of door een visitatiecommissie van leraren die per school bekijkt of de leraren aan het minimumniveau voldoen. De landelijke adviescommissie schuift dan een positie op. Die bekijkt bijvoorbeeld steekproefsgewijs of de toetsing goed gebeurt en beslist mee over het plaatsen van een aantekening in het register. Ee procedure kortom, die enigszins vergelijkbaar is met de tweede correctie bij de examens.
Dit past wel in het versterken van de rol van de beroepsgroep in de beoordeling van scholen en de kwaliteitsverbetering.
In het hele traject van professionalisering en herregistratie zou de werkgever meer betrokken moeten worden, vindt de Onderwijsraad. Een leraar kiest zijn scholing idealiter in overleg met zijn werkgever, zodat het ook binnen de ambities van de school past. Maar in de huidige plannen voor het verplichte register heeft een werkgever alleen met toestemming van de leraar inzage in diens scholing en stand van zaken voor de herregistratie. Daardoor kan een schoolbestuur niet bijsturen als de leraar de herregistratiecriteria niet dreigt te halen.
In het ontwerpbesluit is er wel sprake van dat de minister een werkgever inseint als een aantekening dreigt, maar de vraag is wanneer en of de werkgever dan nog actie kan ondernemen. De werkgever is dus afhankelijk van informatie van zijn personeelslid, de leraar, en dat terwijl een aantekening grote gevolgen voor een werkgever heeft. De leraar blijft dan namelijk in dienst, terwijl hij geen verantwoordelijkheid meer mag hebben voor het lesgeven, met andere woorden niet meer (alleen) voor de klas mag staan. En dat heeft natuurlijk financiële consequenties. Ook hierin ziet de raad de oplossing in portfolio’s die in de hrm-cyclus van de school verweven zijn. Zo kunnen werkgever en leraar overleggen over de scholing en kan de werkgever altijd bij de informatie. De facto zou de registratie dan de plek innemen van de bekwaamheidsdossiers, geen extra administratie kosten en eigenlijk niet zo’n grote verandering zijn. Veel leraren die Didactief sprak, vinden dat overigens een slecht idee. Zij houden hun werkgever er liever buiten.
De raad benadrukt tot slot dat validering en herregistratie geëvalueerd dienen te worden. Er is nu onvoldoende nagedacht over een evaluatie van het hele proces rond het register. Zorgt het inderdaad voor bekwaamheidsonderhoud? Voelen leraren zich eigenaar? Zo niet, dan kan er alsnog een meer sturend alternatief komen.
Al met al is de raad - toch het belangrijkste adviesorgaan van het kabinet als het over onderwijs gaat - uiterst kritisch over het Lerarenregister en de hele gang van zaken daaromheen. Ga terug naar de basis en breng die in orde, voordat je verdere stappen zet.
Nu wordt het register al gebouwd, letterlijk, het gaat om een grote ict-operatie waar velen ook hun twijfels over hebben. De geringe opkomst bij de verkiezingen voor de deelnemersvergadering (circa 2000 stemmers, terwijl alleen al de AOB meer dan 70.000 leden heeft) zou mede de schuld zijn geweest van slecht functionerende ict: wie had er wel of geen uitnodiging gekregen? De Onderwijsraad is nuchter en zegt: Denk om de volgorde. Bedenk eerst de herregistratiecriteria en manier van registratie voordat je het systeem bouwt.
Het advies van de Onderwijsraad Besluit Lerarenregister staat hier .
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven