Stanfort professor Michael W. Kirst (78) leidde het proces. De emeritus hoogleraar Education and Business Administration aan Stanfort University werkt al 54 jaar op het snijvlak van onderwijsbeleid, politiek, en onderzoek. De laatste acht jaar geeft hij leiding aan Californië’s invoering van de common core, de grootste onderwijsvernieuwing die de staat ooit kende. Zijn beste jaren. Want wat is er mooier dan onderwijskennis om te zetten in beleid? En om resultaten te zien – nog niets definitiefs, maar zeker veelbelovend.
Het begon in 2010. In De Verenigde Staten lag een groots idee klaar om ingevoerd te worden: de zogenaamde common core.
Common core
Common core is slechts een kern-curriculum: het beschrijft alleen de kerndoelen voor taal en wiskunde voorde leerlingen tussen 4 en 18 jaar, niet hoe de scholen die denken te bereiken. Toch zijn de doelen gedetailleerd: voor taal beslaan ze 66 pagina’s, voor wiskunde zelfs 93 pagina’s. Zo zijn er tien kleuter wiskundedoelen; ze moeten bijvoorbeeld tot honderd kunnen tellen met een- en tientallen, en de cijfers tot 20 kunnen schrijven. Voor 14 jarigen zijn er 28 wiskunde doelen verdeeld over vijf thema’s, zoals geometrie en statistiek. Benadrukt wordt dat de doelen op onderzoek zijn gebaseerd. Ze zijn afgestemd op college en carrière verwachtingen en gericht op de ontwikkeling van hogere denkvaardigheden. En – waar het uiteindelijk om is te doen – ze zijn geïnspireerd door andere top-presterende landen.
Deze standaard leerdoelen (zie kader) voor leerlingen tot 18 jaar waren in 2009 en 2010 vastgesteld na veel overleg tussen beleidsmakers, het onderwijsveld en experts van 48 staten. Discussies die vergelijkbaar zijn met het Nederlandse curriculum.nu debat, met het verschil dat het slechts ging om het ontwerp van een blauwdruk: de afzonderlijke staten konden zelf beslissen of en hoe ze de leerdoelen wilden invoeren. Inmiddels werken 41 staten aan de verwezenlijking ervan.
Kirst mocht de ideeën verwezenlijken en kreeg daarvoor een grote zak geld. Voor het eerst werd bij de financiering van scholen rekening gehouden met de leerlingenpopulatie. Scholen met veel achterstandsleerlingen zagen in sommige gevallen hun budget met de helft toenemen, maar alle scholen gingen er flink op vooruit. Dat motiveerde. De lerarenbonden kwamen aan boord met de belofte dat er geen leraren evaluaties zouden plaatsvinden tijdens de invoering. Belangrijk, want leraren hebben zich in veel staten tegen de common core gekeerd. ‘Het is belangrijker om iedereen mee te krijgen dan om alles wat je wilt meteen te in te voeren,’ vindt Kirst. De grootste fout die hij in zijn jarenlange carrière heeft gezien is een overload aan top-down beleid. ‘Je moet bescheiden zijn. Het onderwijs verschilt teveel per situatie om van bovenaf te kunnen bepalen wat er moet gebeuren.’
Onderwijsverandering begint volgens Kirst met een goede analyse door onderzoekers van de regionale onderwijs situatie. In elke regio van de VS zijn regionale labs die de link vormen tussen onderzoek en de schoolklassen. Belangrijk was ook dat de Californische overheid afzag van directe sturing, een succes van Kirst. Hij wist beleid op afstand te zetten, door beleidsmakers goed te voorzien van informatie uit onderzoek dat vervolgens kon doorsijpelen. Dat doorsijpelen van kennis gebeurt in alle fases van een onderwijsverandering en van alle betrokkenen.
Ook had Kirst ondersteuning van het instituut PACE (Policy Analysis for Califorian Education), in een eerder fase van zijn carrière door hemzelf opgericht. PACE onderzoekt niet alleen, maar heeft ook kennismakelaars in dienst die onderzoek vertalen in bruikbare kennis voor de praktijk. En, heel belangrijk, ze communiceren met alle betrokkenen. Om iedereen te blijven doordringen van de kennis die aan de verandering ten grondslag ligt, en alle neuzen één kant op te houden.
Het adagium van “doordrenken met kennis” telt op alle niveaus. Micro-managen is uit den boze. Kirst koos daarom voor een radicale decentralisering van de verantwoordelijkheid. De staat controleert voortaan alleen nog globaal op de nieuwe leerdoelen. ‘We hebben een framework gemaakt waarin de leerdoelen meer op Californië zijn afgestemd, en we geven advies hoe deze het best gegeven kunnen worden. We hebben al het lesmateriaal herzien en afgestemd op de kerndoelen. We hebben vereisten voor leraren herzien. Maar het is aan de scholen hoe ze hun onderwijs vormgeven. Ook hier is onderzoek behulpzaam, bijvoorbeeld studies van Levin (zie p. 4-5) over kosteneffectiviteit. Wij zorgen ervoor dat de kennis voor handen is.’
Om de eigen situatie goed te kunnen analyseren kan iedere school het eigen functioneren nauwgezet volgen via een dashboard op de computer. De scholen zijn zelf eigenaar van hun gegevens, die niet met de staat worden gedeeld. De staat heeft alleen toegang tot een beperkt deel van het dashboard met gegevens die wel verplicht worden aangeleverd: cijfers over langdurige absentie, schorsingspercentage, voortuitgang in Engels als tweede taal, slagingspercentage voor de highschool, en voor de lower- en middle school de prestaties op wiskunde en Engels. Het geeft alleen een globale indruk, alleen de scholen zelf hebben alle gedetailleerde informatie die hen in staat stelt een goede analyse van de eigen situatie te maken. Welke groep heeft extra aandacht nodig, welk vak loopt prima en wie heeft bijscholing nodig? De school kan daar het best zelf over beslissen. Als ze vooruitgaan is Kirst tevreden, zelfs als doelen (nog) niet worden gehaald. Alleen als er écht geen vooruitgang wordt geboekt, grijpen er adviseurs in. Niet straffen maar ondersteunen is het uitgangspunt.
Tot slot moeten de scholen en leraren de tijd en ruimte krijgen hun kennis bij te werken.
Kirst: ‘Leraren bleken bijvoorbeeld niet toegerust voor de nieuwe wiskunde standaard. Hun eigen wiskundekennis schoot tekort, waarschijnlijk omdat de mensen die het leraarvak kiezen in de VS traditioneel beter zijn in talen dan in wiskunde. Het was een hels karwei. Leraren ondersteunden elkaar in groepjes om het wiskunde niveau te verbeteren.’ Ook de lerarenopleidingen moesten hier op inspelen, om ook de wiskundekennis van toekomstige leraren te vergroten. De invoering draait om professionele ontwikkeling van de leraren en van de regionale beleidsmakers. Deze laatsten moesten bijgeschoold worden in human resource management; waar let je op bij lerarenwerving en hoe kunnen mensen zich ontwikkelen?Naast bescheidenheid zijn geduld en doorzettingsvermogen belangrijk. ‘Deze verandering kost minstens tien jaar.
Na acht jaar worden langzaam voorlopige resultaten zichtbaar. De lees-score van grade 8 (2e klas VO) verbeterde in 10 jaar (2007-2017) enorm: de grootste vooruitgang in heel de VS. Zwarte en latino studenten halen een deel van hun achterstand in. Het aantal leerlingen dat een AP-test (een test die nodig is om toegelaten te worden tot het hoger onderwijs) doet, is flink gestegen. Hoopgevend dus voor de toekomstige deelname daaraan. Ook de wiskunde scores gaan heel voorzichtig omhoog. Nog niks definitiefs, benadrukt Kirst, want het proces is nog in volle gang. Maar vooruit, de AERA vindt een applaus alvast wel op zijn plaats. Niet alleen voor Kirst, maar voor iedereen die bij de verwezenlijking van deze Californische droom betrokken is.
Kijk voor meer info op: www.corestandards.org
Dit artikel is verschenen in Didactief, juni 2018, in een special over de AERA die is gefinancierd met steun van het NRO.
1 ‘Effectiviteit zit in kleine details’
2 Burgerschap voor kleuters
3 'Haal scholieren uit hun eigen kringetje'
4 Jongeren prikkelen tot activisme
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven