Stel je hebt iemand die graag wil afvallen en daarom besluit elke dag zijn lichaamslengte te meten. Hoewel de zo verkregen gegevens betrouwbaar en transparant zijn, zal iedereen begrijpen dat je op die manier weinig kilo’s kwijtraakt. Het is een bekende metafoor onder toetsexperts. Nederlandse scholen toetsen veel, zowel in het basis- als voortgezet onderwijs. De gebruikte toetsen dekken echter nog lang niet altijd de volle breedte van de onderwijsdoelen. Vooral de zogeheten zachte – en moeilijk toetsbare – kanten van het onderwijspakket als burgerschap of sociaal-emotionele vaardigheden komen er nu bekaaid vanaf.
Dat probleem bestond altijd al, maar is urgenter geworden in een tijd waarin er mede door denkers als Gert Biesta juist meer begrip is gekomen voor bijvoorbeeld de socialiserende functie van onderwijs, zeggen Bas Trimbos en Gerdineke van Silfhout van SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. In de huidige toetscultuur ligt het accent heel sterk op het meetbare in plaats van het ‘merkbare’.
Zonde, vinden beiden. Met het project Toetsing en verantwoording willen zij met scholen verkennen waar kansen en uitdagingen voor toetsing. Van Silfhout: ‘Het uitgangspunt is dat we toetsing als een integraal onderdeel zien van leren. Nu staat toetsing nog te vaak los van het eigenlijke leerproces.’
Meer betrokkenheid
‘'Toetsen, evalueren en verantwoorden is een flinke uitdaging voor ons,’ zegt directeur Stef van Wickeren, directeur van kindcentrum Campus Columbus in Heerhugowaard. Campus Columbus is een Daltonschool voor kinderen van nul tot twaalf waar waarden als zelfstandigheid, vrijheid en verantwoordelijkheid hoog in het vaandel staan. Dat strookte niet goed met de toetsen van het Cito-leerlingvolgsysteem. Wat getoetst werd, wanneer, op welk niveau, het was allemaal voorgeschreven. Daarom is een digitaal leersysteem in gebruik genomen waarin de leerdoelen in een voor kinderen begrijpelijke taal beschreven zijn en ze zelf keuzes kunnen maken in hoe ze die doelen bereiken. De Cito-toetsen worden voortaan aan het begin van het jaar gebruikt om voor individuele leerlingen doelen te formuleren. Beoordeling vindt plaats aan de hand van een portfolio, een aanpak die veel beter aansluit bij de onderwijsvisie van de school. ‘We stellen wel doelen en richting, maar de kinderen kiezen zelf, mits zij de verantwoordelijkheid voor hun ontwikkeling kunnen dragen.’
Voor dit project hebben leerplanontwikkelaars van SLO het afgelopen jaar met een groot aantal leraren, team- en schoolleiders gesproken. Daarbij is goed gekeken naar zaken als validiteit. Meten de gebruikte toetsen wel wat je wilt meten? Daarnaast vraagt SLO nadrukkelijk aandacht voor een andere, minder op cijfers gerichte manier van toetsen, waarbij leren en motivatie centraal staan. Dit zogeheten formatieve toetsen verschaft leraren, leerlingen en ouders meer inzicht in het leerproces. Daardoor is meer maatwerk mogelijk en worden leerlingen nadrukkelijker bij hun eigen leerproces betrokken.
‘Zeker dat laatste kan geen kwaad,’ zegt Van Silfhout, die er maar eens een PISA-lijstje bij pakt. Nederlandse leerlingen bungelen onderaan als het om motivatie gaat, wat volgens Trimbos en Van Silfhout niet los kan worden gezien van de huidige prestatiecultuur. Maak van een toets daarom geen afrekenmoment, maar een leermoment. Dat is veel stimulerender.
Summatief toetsen – waarbij de kennis van een leerling getest en met een cijfer beoordeeld wordt – is in het Nederlandse onderwijs echter nog steeds de norm. ‘Cijfers geven heeft natuurlijk ook een functie,’ zegt Trimbos, en met het centraal schriftelijk eindexamen blijft er een belangrijk summatief toetsmoment aan het eind van de rit. ‘Maar tijdens de weg daarnaartoe moet formatief toetsen een grotere rol spelen dan nu het geval is.’
Op diverse scholen is al te zien hoe formatief toetsen er in de praktijk uit kan zien. SLO nam bij enkele van hen een kijkje (zie kaders) en verkende de situatie in landen als Nieuw-Zeeland en Ierland, waar formatief toetsen meer is ingeburgerd. De summatieve cultuur mag dan in het Nederlandse onderwijs nog steeds heel sterk zijn, de behoefte aan een alternatief is groot, merken Trimbos en Van Silfhout. ‘De Facebook-groep over formatieve toetsing is binnen een jaar gegroeid tot een platform met meer dan 2.200 leden en voorlichtingsbijeenkomsten over formatief evalueren zijn binnen no time volgeboekt.’
Bij die bijeenkomsten komen ook knelpunten aan bod. Hoe organiseer je bijvoorbeeld draagvlak onder het personeel? Op scholen leeft veel enthousiasme, maar niet elke leraar staat open voor een andere werkwijze. En het is wennen voor leerlingen, van wie een actievere rol wordt verwacht. Ook van de leraar wordt veel gevraagd: de vertaling van landelijke eindtermen naar concrete leerlijnen en -doelen, noodzakelijk om effectieve feedback te geven, is complex en neemt veel tijd in beslag. En last but not least: de communicatie met ouders is essentieel, want die kijken soms vreemd op als hun kinderen niet meer met cijfers thuis komen.
Bereid je daarom voor op een zoektocht, zeggen Trimbos en Van Silfhout tegen scholen die met formatief evalueren aan de slag willen. SLO ondersteunt samen met de VO-raad die zoektocht met twee leernetwerken, die in maart 2017 starten en waaraan in totaal twintig scholen kunnen deelnemen. ‘Aan de hand van kennis en ervaringen willen we verder onderzoeken hoe je formatief toetsen schoolbreed kunt inbedden.’ Belangrijk, zeker in een tijd waarin onder meer vanwege Onderwijs2032 veel over curriculumvernieuwing gediscussieerd wordt. ‘We kunnen met z’n allen nog zo’n mooi nieuw curriculum maken, je schiet er weinig mee op als er niets verandert aan de toetsing, examinering en verantwoording.’
Meer regelmaat
In 2012 is de havo-locatie van het Odulphus Lyceum in Tilburg begonnen met formatief toetsen. Belangrijkste drijfveer was de wens om leerlingen actiever te laten werken, zegt Pieter de Jongh, leraar aardrijkskunde: ‘We wilden dat leerlingen met regelmaat werkten en niet met pieken.’ Zittenblijven is zo veel mogelijk afgeschaft, ook om leraren te stimuleren op een andere manier naar de ontwikkeling van leerlingen te kijken. Het rapport wordt niet meer alleen door cijfers bepaald, maar ook door betrokkenheid in de les en vaardigheden als zelfstandigheid, samenwerken en probleemoplossend vermogen. De Jongh merkt het verschil: ‘Vroeger was de leraar kapot na een schooldag en ging de leerling fluitend naar huis. Dat is verleden tijd.’
Kijk voor meer informatie op curriculumvandetoekomst.slo.nl.
Dit artikel verscheen in de rubriek Leerplan in het januari/februarinummer van Didactief, 2017.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven