In Nederland krijgen vier groepen kinderen stelselmatig te maken met onderadvisering, zo blijkt uit de eerder dit jaar verschenen Monitor schooladvies en doorstroomtoets 2023-2024 van DUO: leerlingen met een lagere sociaal-economische status, leerlingen die op het platteland wonen, kinderen met een niet-westerse achtergrond en meisjes. Van de sociaal-economisch zwakke leerlingen was het voorlopig schooladvies in schooljaar 2023-2024 in 43% van de gevallen lager dan het advies op basis van de doorstroomtoets. Ter vergelijking: in de hoogste van de drie sociaal-economische klassen lag dat advies bij 17% lager dan uit de doorstroomtoets naar voren kwam. Bij de andere ondergeadviseerde groepen zijn de verschillen ook aanzienlijk, maar minder groot.
Staatssecretaris Mariëlle Paul gaat nog dit jaar de opdracht geven tot vervolgonderzoek. Ze schrijft in een brief aan de Tweede Kamer van medio april dat de DUO-monitor beperkt inzicht geeft in de kruisverbanden tussen verschillende kenmerken zoals de economische status en de migratieachtergrond. Ook zijn de structurele oorzaken van de onderschatting onvoldoende bekend. Dat blijkt ook Onderzoeken wat we niet zien. Een verkennende literatuurstudie naar onderadvisering vanuit intersectioneel perspectief uit 2025 van het Verwey Jonker Instituut.
Bijstelling adviesIn schooljaar 2023-2024 werd volgens de DUO-monitor het advies bijgesteld van 75% van de leerlingen die op de doorstroomtoets beter scoorden dan het voorlopige advies van de school. Een jaar eerder was dat slechts 30%. Sinds 2023-2024 zijn scholen verplicht het voorlopige advies naar boven bij te stellen als de toetsresultaten daar aanleiding toe geven, tenzij dat niet in het belang van het kind is. |
Dit literatuuronderzoek pleit voor grootschalig, representatief onderzoek naar de mechanismen achter onderadvisering. Beschikbare kwantitatieve studies in Nederland richten zich vooral op de leerlingkenmerken. ‘Er is niet of nauwelijks onderzocht of leerkrachten en andere onderwijsprofessionals handelen vanuit bias en/of het (school)beleid wellicht ongelijke behandeling in de hand werkt.’
Volgens de studie blijkt uit in Nederland verricht kwalitatief onderzoek dat leerkrachten vooroordelen over leerlingen en hun ouders mee laten tellen in het schooladvies. Het gaat dan vaak om de veronderstelde ondersteuning door ouders en taalachterstanden. Kortom: we weten dat het gebeurt, maar niet in welke mate.
Om nieuwe inzichten te verkrijgen in de dynamieken rondom structurele onderadvisering is volgens het Instituut meer intersectioneel onderzoek nodig. Daaronder verstaat het Instituut ‘de samenhang tussen verschillende vormen van uitsluiting en onderdrukking waarmee iemand te maken kan hebben’.
De onderzoekers doen bovendien de aanbeveling bij vervolgonderzoek een bredere definitie te hanteren van het begrip onderadvisering. De ongelijkheid kan de ontwikkeling tijdens de gehele schoolloopbaan beïnvloeden, dus niet alleen in groep 8. ‘Een relatief lage score op de eindtoets/doorstroomtoets kan al een gevolg zijn van lage verwachtingen van de leerkracht en/of een negatieve leerkracht-leerlingrelatie. Dit kan aspecten als gedrag in de klas, motivatie, en geloof in eigen kunnen van de leerling negatief beïnvloeden, wat vervolgens zijn weerslag kan hebben op het leerproces.’
Dit artikel komt uit Didactief van mei/juni 2025.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven