Dat kinderen en tieners steeds meer tijd doorbrengen achter een scherm en blootstaan aan een constante stroom van informatie, is een feit. En dus is het aan ons als opvoeders en leraren hen mediawijs te maken. Maar is de manier waarop we dat doen wel effectief? Onderzoeker Esther Rozendaal constateert een kloof tussen kennis en gedrag. ‘Veel onderwijs in mediawijsheid richt zich op bewustwording en kennis. We vertellen hoe de onlinewereld werkt, zetten uiteen hoe media je kunnen beïnvloeden, leggen uit wat de gevaren en risico’s zijn. Maar ik zie steeds weer terug, en dat blijkt ook uit (inter)nationaal onderzoek, dat die kennis er op zichzelf niet voor zorgt dat leerlingen weerbaarder worden of zich online anders gaan gedragen. Informeren is belangrijk, maar niet voldoende.’
Het was aanleiding voor Rozendaal om te onderzoeken wat nodig is om het onlinegedrag van leerlingen te beïnvloeden. ‘We weten dat motivatie een grote rol speelt bij gedragsverandering. Toch houden we bij mediaopvoeding vooral rekening met de motivatie van de maatschappij en de opvoeders’, aldus Rozendaal. ‘Maar jongeren hebben een andere belevingswereld, gebruiken media anders, dus ook hun motivatie is anders. Zelfs al snappen ze rationeel wat gewenst gedrag is, ze zijn niet altijd gemotiveerd daar ook naar te handelen. De “instant gratification” (de directe beloning die media hen biedt), maakt dat de automatische, impulsieve motivatie om direct ergens mee door te gaan, sterker is.’
‘Informeren is
belangrijk, maar
zeker niet voldoende’
Die impulsieve motivatie wint het vaak van de meer doordachte motivatie. Logisch, als je weet hoe het brein van kinderen en jongeren werkt. ‘Door in te zetten op kennis en bewustzijn, vragen we van hen een bepaald reflectievermogen. Maar uit de ontwikkelingspsychologie weten we dat het voor een brein dat nog volop in ontwikkeling is, moeilijk is om te reflecteren. Zeker in een omgeving vol prikkels van diverse media die hen juist uitdagen om direct en impulsief te reageren. Neem het onderscheiden van feit of fakenieuws. Je kunt haast niet verwachten dat kinderen bij alles wat ze tegenkomen steeds even stoppen om stil te staan bij wat ze geleerd hebben over desinformatie. Dat vraagt veel mentale capaciteit; die moeite wil ons brein alleen doen als we het gevoel hebben dat het ook echt iets oplevert.’
Rozendaal pleit er daarom voor meer rekening te houden met de belevingswereld van kinderen en jongeren om hen te leren reflecteren op mediagedrag. Wat vinden zij zelf belangrijk om te leren? En welke interventies passen daarbij? ‘Samen media-educatie ontwikkelen is veel effectiever dan het leerlingen op te leggen. Met elkaar de aanpak bepalen zorgt voor motivatie en relevantie.’ Rozendaal weet waar ze het over heeft. Ze trekt samen met kinderen en jongeren op in onderzoeksprojecten, zoals het gezonder maken van de leefomgeving van jongeren in Rotterdam-Zuid. Jongeren vonden het fijn dat ze zich gehoord voelden, dat hun de vraag gesteld werd: wat kun je zelf doen aan een gezondere leefomgeving? Onze open houding zorgde voor een gevoel van gelijkwaardigheid en dialoog en dat sloeg enorm aan. Onder de jongeren ontstond de drive om zelf in actie te komen. Dat effect was er niet geweest wanneer we die boodschap opgelegd hadden.’
Deze ervaring neemt Rozendaal mee in een onderzoeksproject naar de onlinewereld van leerlingen in de onderbouw van verschillende scholen van vmbo tot en met vwo. Leerlingen brengen in kaart wat ze online doen, waar ze tegenaan lopen en hoe ze het liever anders zien. Startpunt is de brede vraag ‘Jouw online leven, wat is dat?’ In tien sessies doorlopen leerlingen verschillende stappen en ze maken mindmaps en storyboards die ze vervolgens toelichten in rondetafelgesprekken. Rozendaal: ‘Het feit dat leerlingen zo nauw betrokken zijn, geeft veel inzicht in wat ze online doen en de hindernissen die ze tegenkomen. Leerlingen weten vaak best hoe ze zich mediawijs moeten gedragen, maar er zijn andere factoren die hen daarvan weerhouden. Neem schermtijd; ze weten wel dat ze niet te lang op TikTok moeten zitten, maar geven aan dat het hen niet lukt er controle over te houden.’ Voor ons heel interessant om vanuit de theorie naar die hindernissen te kijken. Welke factoren spelen een rol? Waar gaat het om kennis, waar om motivatie? Of waar wíllen leerlingen wel, maar lukt het niet? En waar is de sociale norm of omgeving het probleem?’
Onderzoekers en leerlingen komen samen tot conclusies waar kansen liggen voor interventies. Is het bijvoorbeeld te lastig om even te stoppen om te reflecteren op de echtheid van informatie? Misschien helpen automatische pop-ups of disclaimers om desinformatie te herkennen. Maakt de angst om zelf slachtoffer te worden van online pesten het moeilijk op te staan tegen haatberichten? Dan is het waardevol om te weten dat je ook anoniem kunt reageren, bijvoorbeeld door online pesten te melden bij een platform zelf. In ieder geval wil Rozendaal leerlingen zelf betrekken bij de oplossingen. ‘Als het onderzoek klaar is, verandert hun rol van medeonderzoeker in co-creator. Zo hopen we vanuit gelijkwaardigheid tot nieuwe inzichten en uiteindelijk effectieve materialen te komen.’
Privacy beschermen, desinformatie herkennen, het is belangrijk, maar mediawijsheid is meer. Rozendaal vindt het ook essentieel dat jongeren online sociale hygiëne leren, zeg maar dagelijks sociaal gebruik van online devices voor Whatsapp, Facebook, TikTok, Instagram, Twitter. Samen met Netwerk Mediawijsheid en de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) is ze betrokken bij een onderzoeksproject dat draait om vragen als: wat zouden jongeren anders willen, wat hindert hen om hun gedrag te veranderen en hoe kunnen we hen daarbij helpen? ‘Hierbij werken we met interactief improvisatie-theater; jongeren worden uitgedaagd te reageren op vragen als “wat zou jij doen” of “wat vind jij hiervan?” aangevuld door gesprekken. Zo leggen we bloot wat zij vinden van online shaming en uitsluiting.’ Rozendaal raadt leraren aan ook zelf op zo’n manier aan de slag te gaan met mediawijsheid en online gedrag. ‘Het geeft inzicht, leidt tot effectievere interventies, maakt dat leerlingen zich gehoord voelen en zorgt voor empowerment. Daarnaast krijgen leerlingen ook nog eens een onderzoekende houding mee, die aansluit bij andere vakken in het middelbaar onderwijs.’
Zo betrek je leerlingen bij mediawijsheid
|
Esther Rozendaal is universitair hoofddocent Communication and Behavioural Change aan de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences (ESSB). Daarnaast is ze oprichter van online platform Bitescience.com dat wetenschappelijke kennis over communicatie en media toegankelijk en aantrekkelijk maakt voor professionals.
Dit artikel verscheen in de Edux-special van Didactief, november 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven