Voor leerlingen is het vaak beter om terecht te komen in een brede, meerjarige brugklas dan in een homogene groep. Dat blijkt uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen op basis van VOCL’99- en COOL5-18-data, waarvoor leerlingen over een langere periode gevolgd worden. Vooral voor ‘laatbloeiers’ blijkt de brede brugklas een uitkomst.
Leerling uit brede brugklas heeft minder vertraging
Op brede scholengemeenschappen (met brede brugklassen) doorlopen leerlingen vaker binnen de gestelde tijd hun opleiding dan op vwo-scholen, havo/vwo-scholen of vmbo-scholen. Beginnen zij in een meerjarige ‘dakpanklas’ (heterogene klas), dan doen zij dit zelfs nóg vaker dan als ze in een éénjarige dakpanklas starten.
Wel komen leerlingen uit een éénjarige dakpanklas op brede scholengemeenschappen in het vierde leerjaar vaker in de hoogste van de twee niveaus dan op brede scholengemeenschappen met meerjarige heterogene klassen. Zit een leerling dus bijvoorbeeld in een éénjarige havo/vmbo-tl-brugklas, dan eindigt hij in het vierde jaar vaker op de havo dan een leerling uit een meerjarige havo/vmbo-tl-brugklas. Het lijkt dus kiezen of delen: of sneller gaan, maar lager uitkomen, of langzamer, maar hoger eindigen.
Op havo/vwo-scholen is het beeld duidelijker. Hier blijken tweejarige dakpanklassen vaak beter dan éénjarige dakpanklassen: leerlingen behalen vaker het vwo in het vierde leerjaar en lopen vaker ‘nominaal’ (dus binnen de opleidingstijd). Niet onderzocht is of ze dan ook vaker op het niveau van het schooladvies eindigen.
Meervoudig advies leidt vaker tot ‘opstromen’
Ook lijken binnen brede scholengemeenschappen de verschillen tussen leerlingen met laag-, midden- en hoogopgeleide ouders minder groot. Niettemin komen leerlingen met hoogopgeleide ouders vaker in hogere onderwijsniveaus terecht dan leerlingen met gemiddeld opgeleide ouders, die op hun beurt weer in hogere onderwijsniveaus eindigen dan leerlingen met laagopgeleide ouders. Ook ronden leerlingen met ouders die hoog of gemiddeld opgeleid zijn, vaker hun opleiding binnen de gestelde termijn af dan leerlingen van laagopgeleide ouders.
Meisjes blijven op alle schoolsoorten en in alle schoolniveaus minder vaak zitten en stromen minder vaak uit dan jongens. Ze komen in het vierde leerjaar ook vaker in de hogere onderwijsniveaus terecht.
Voor jongens is het anders. Jongens hebben duidelijk baat bij brede scholengemeenschappen, blijkt uit het onderzoek. Hier doorlopen zij hun opleiding vaker binnen de gestelde tijd (terwijl het voor meisjes geen verschil maakt). Waar dat verschil door komt, is helaas onbekend.
Ook kan het voor een aantal leerlingen gunstiger zijn om het definitieve onderwijstype later te bepalen, blijkt uit een vergelijking van schooladviezen met de schoolloopbaan van leerlingen. Denk bijvoorbeeld aan leerlingen die om wat voor reden dan ook niet optimaal presteerden op de basisschool, de ‘laatbloeiers’.
Zulke leerlingen hebben voordeel van een meervoudig schooladvies, dus bijvoorbeeld een havo/vwo-advies en niet alleen een havo-advies als er mischien vwo inzit. Vaak blijken ze het hoogste advies uiteindelijk waar te maken.
Het is dus belangrijk om de keuze voor een schooltype zo lang mogelijk uit te stellen. Veel leerlingen kunnen daar voordeel van hebben. Het zou goed zijn als vo-scholen gestimuleerd worden om meer heterogene, brede brugklassen in te stellen, en om basisscholen aan te moedigen om (weer) meervoudige adviezen te geven.
Daarnaast zouden vo-scholen risicoleerlingen, met name leerlingen van wie de ouders laagopgeleid zijn, waar mogelijk extra moeten ondersteunen in hun ontwikkeling en schoolloopbaan. Hun schoolloopbanen verlopen vaak minder gunstig dan voor andere leerlinggroepen, maar een brede brugklas kan een hoop schelen.
Ouders houden van een kleine, homogene brugklas. Want daar komt hun kind pas echt tot zijn recht, denken ze. Er is immers geen ‘afleiding’, alle leerlingen zitten op hetzelfde niveau en kunnen dus efficiënt vooruit worden geholpen. Veel scholen delen die overtuiging.
Maar hij klopt niet, schrijft staatssecretaris Sander Dekker in de kamerbrief Brief over behoud brede brugklassen van 29 februari 2016. Goed, voor sommige leerlingen wel, maar lang niet voor allemaal, denk aan laatbloeiers of andere leerlingen die om wat voor reden dan ook een achterstand in het basisonderwijs hebben opgelopen. Voor hen zijn brede, meerjarige brugklassen beter. Dekker pleit ervoor om onder meer vo-scholen te stimuleren om meer van dit soort brugklassen in te richten of te behouden door ze te informeren over de voordelen en mogelijkheden.
Maar brede brugklassen zijn niet altijd een goed idee, blijkt uit een CPB-onderzoek uit 2011, Niveau onderwijs daalt, vooral beste leerlingen blijven achter. Vwo-leerlingen blijken meer aan vroege selectie te hebben. Waarom dat zo is, durven de CPB-onderzoekers niet met zekerheid te zeggen. Mogelijk kunnen zwakkere vwo-leerlingen zich makkelijker optrekken aan betere leerlingen in een homogene groep dan in een heterogene groep waar het gemiddelde niveau immers lager ligt, schrijven zij.
Dit artikel is gebaseerd op twee deelonderzoeken uit het NRO-ProBO-project ‘Overgangen en aansluitingen’: ‘Simulatiestudie naar de effecten van enkele beleidsparameters op de aansluiting po-vo’ en ‘Empirische studie naar de cognitieve en niet-cognitieve ontwikkeling rondom de po-vo-overgang’ (Rijksuniversiteit Groningen, 2016). Lees op didactiefonline.nl meer over deze deelonderzoeken. In het komende oktobernummer komt een derde deelonderzoek aan bod: ‘Empirische studie naar de cognitieve en niet-cognitieve ontwikkeling van leerlingen rondom de vmbo-mbo overgang’.
1 NRO-pagina van het onderzoek
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven