Basisscholen zetten vaker vakleerkrachten in voor het bewegingsonderwijs, vooral in stedelijke gebieden. Het aanbod is weinig veranderd; op nummer één staan nog altijd tik- en doelspelen. Ook is het aantal uren hetzelfde gebleven (2 x 45 minuten). Toch is de bewegingsvaardigheid de afgelopen tien jaar afgenomen. Leerlingen scoren slechter op balanceren over een instabiel vlak, touwzwaaien met een landing halve draai, mikken op een verhoogd doel, werpen en vangen met een kleine bal via de muur, en tennissen via de muur.
De onderzoekers adviseren scholen onder meer om breder naar bewegingsonderwijs te kijken dan de twee lesuren per week. Zorg als leiding bijvoorbeeld voor een uitnodigend speelplein, vergemakkelijk lopen/fietsen naar school of stimuleer bewegend leren. Moedig leerkrachten aan om vakoverstijgende competenties samen expliciet te maken, zoals zelfregulatie of samenwerken; dat vergroot het leereffect. En stel bij voorkeur een vakleerkracht aan, mits een samenhangend rooster mogelijk is en de leerkracht voldoende tijd krijgt om de expertise echt in te zetten.
Inspectie van het Onderwijs, Peil.Bewegingsonderwijs. Einde basis- en speciaal basisonderwijs 2016/2017. OCW, 2018.
Dit artikel verscheen in de rubriek Kort & Goed in Didactief, juni 2018.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven