Op 46% van de basisscholen wordt het bewegingsonderwijs niet gegeven door een vakdocent. In een tijd waarin ons dagelijks leven zich grotendeels afspeelt 'achter de pc' of 'voor de tv' is dit volgens Breedveld onbegrijpelijk. Juist de gymleraar kan van waarde zijn om kinderen te 'bewegen' tot sport. Topsportsuccessen zijn hierbij van ondergeschikt belang. De medailles van Nederlandse Olympiërs zorgen voor een stimulans, maar niet voor een langdurige beoefening van de diverse sporten. Dit gebeurt volgens Breedveld door de vorming van een patroon: hoe meer positieve ervaringen op jonge leeftijd, hoe groter de kans dat iemand later blijft sporten. De gymleraar is de aangewezen persoon voor het creëren van deze ervaringen, maar de helft van de basisscholen heeft geen specialist in dienst.
Sinds 2005 moeten groepsdocenten hun bevoegdheid als gymleraar halen in het primair onderwijs. Ze worden door de basisscholen echter niet ingezet als specialisten. Er is geen sprake van een vakdocent, maar van een bevoegde groepsdocent. Dit doet afbreuk aan de kwaliteit van het bewegingsonderwijs: er is onvoldoende zicht op de bewegingsontwikkeling (van groep 1 t/m 8) van de leerlingen. Ook kan de vakdocent een passender en omvattender bewegingsprogramma samenstellen dat aansluit bij het onderwijsconcept van de basisschool.
Volgens Breedveld zijn de Nederlandse kinderen in vergelijking met een kwart eeuw geleden er sportief niet op vooruit zijn gegaan. Ze zijn 'minder lenig, minder motorisch handig en beschikken over een minder goede conditie'. Meer vakdocenten zullen bij kunnen dragen aan de oplossing van dit probleem.
Tekst Nick van Schaik
6 mei 2014
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven