Interview

Kansrijke ladder

Tekst Elleke Bal
Gepubliceerd op 07-04-2020 Gewijzigd op 01-04-2020
Beeld Rob Niemantsverdriet
Onderwijssocioloog Iliass El Hadioui vraagt aandacht voor een cultuurverandering op scholen om kansengelijkheid te bevorderen. Belangrijkste boodschap: versterk het geloof van leerlingen in hun eigen kunnen. ‘En leer ze switchen tussen al hun sociale omgevingen.’

Er woedt een stevig debat over kansengelijkheid in het onderwijs. U doet al vijftien jaar onderzoek naar dit thema: wat is de kern van het probleem?

‘Er zijn in mijn vakgebied minstens 21 definities van kansenongelijkheid in omloop, soms sterk ideologisch gekleurd. Het is een veelkoppig monster. Bij gelijke cognitieve capaciteiten van kinderen geeft het systeem ze ongelijke ruimte tot ontwikkeling. Maar als je een gesprek voert over een stelselwijziging en systeemhervorming, moet je het ook hebben over de mindset van leerlingen en professionals en over een noodzakelijke cultuuromslag op scholen. Want het is niet alleen een probleem van het systeem, maar ook van mensen, met hun verwachtingen, percepties en sociale codes.’

 

Verklaar u nader?

‘Ons team heeft meer dan vijfduizend lessen geobserveerd in het po, vo en mbo. Die lessen hebben ons geleerd hoe fundamenteel leraren zijn als leiders van de “mini-samenleving”, om de kansengelijkheid te versterken. Leerlingen stijgen op de schoolladder wanneer zij erkenning en waardering krijgen van hun leraren, wanneer zij een emotionele band voelen en aangemoedigd worden, als ze lesstof aangeboden krijgen die hen interesseert omdat de stof verbonden is met hun buitenschoolse leefwereld of toekomstige baan. Ons boek over dit onderzoek, Switchen en klimmen, heeft eigenlijk één boodschap: behalve om het systeem draait het vooral om het versterken van het geloof in eigen kunnen bij leerlingen.’

 

Stimuleren leraren dat niet vanzelf?

‘In een professionele cultuur staat de school ten dienste van het hogere doel om leerlingen, ongeacht hun buitenschoolse condities, te laten klimmen op de schoolladder. Daar is een mindset met hoge verwachtingen van alle leerlingen voor nodig. Want kansenongelijkheid wordt, behalve door het systeem, ook gevoed door geniepige culturele en sociale mechanismen, die minder tastbaar zijn. Zelfs als je het systeem en het stelsel hervormt, en bijvoorbeeld vroege selectie aanpakt, moet je tegelijkertijd professionals meenemen in een gesprek over vragen als: hoe kijk je naar leerlingen? Anders loop je het risico dat je in het nieuwe systeem de oude culturele patronen importeert.’

 

Jullie nieuwe boek, Switchen en klimmen, gaat vooral over de grootstedelijke omgeving. Maar dit is toch niet alleen een stedelijk probleem?

‘Het is belangrijk om de vele gezichten van kansenongelijkheid te duiden. In sommige landelijke omgevingen heerst een pedagogisch-culturele druk van lage verwachtingen in de familie en op school. Dat kan betekenen dat leerlingen op de eindtoets cognitief hoger presteren dan de omgeving verwacht, maar dat ze toch een lager schooladvies krijgen. Hetzelfde zie ik als stadssocioloog in superdiverse scholen en klassen. Maar daar pushen tegelijkertijd hoogopgeleide ouders: een pedagogisch-culturele druk de andere kant op. In een gemêleerde groep 8 in de grote stad moet je dus letten op de gevaren van over- én onderadvisering.’

 

In de ‘mini-samenleving’ van de klas pleit u ook voor een specifieke didactisch-pedagogische stijl. Wat voor stijl is dat?

‘Een voorbeeld: stel dat een 5 vwo-leerling tijdens economie een vraag stelt over de moraliteit van het bankensysteem. In sommige lessen komt dan een staccato antwoord: dat is een ander thema, dat gaan we nu niet behandelen. Maar ik benadruk het belang van wat wij een transformatieve stijl van lesgeven noemen: als leraar kun je onvoorspelbare momenten in de les als deze, de zogenoemde tipping points, uitdiepen. Zo gun je de leerling een succeservaring, want de vraag is relevant, al staat hij niet in de methode. Het vereist wel dat je als leraar boven de stof staat en gezag hebt. Het vergt spelgevoel en vraagt dat je zo’n gesprek goed kunt leiden, dat je de dynamiek aanvoelt en het leerproces richt op hogere leerdoelen. Maar ook dat je kunt afbakenen wanneer leerlingen dat proces soms ondermijnen.’

 

Verenigde kansen
 

Het onderzoek van Iliass El Hadioui (Erasmus Universiteit/Vrije Universiteit) is verbonden aan de Community Urban Education, een consortium van 35 po-, vo- en mbo-scholen in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Tilburg, de onderwijsafdelingen van deze gemeenten en de Gelijke Kansen Alliantie van het ministerie van OCW. 

 

In jullie boek analyseren jullie de school als een theater. Wat is de parallel?
‘Die dramaturgische lens is een idee van de Canadese socioloog Erving Goffman, dat we vertaald hebben naar het onderwijs. Wij zien het klaslokaal als een podium, waarop een docent optreedt voor zijn leerlingen. Als het goed gaat, is het publiek actief. Backstage zijn er “coulissen” voor georganiseerd overleg tussen collega’s en “kleedkamers” voor informele gesprekken. Iedereen vervult verschillende rollen, afhankelijk van de plek waar diegene zich bevindt in het theater. Een manier om te werken aan gelijke kansen is ruimte creëren in dat theater, zodat leraren en leerlingen andere rollen vervullen, de ene keer op het podium, de andere keer backstage. De taalcode die leraren en leerlingen gebruiken, varieert, afhankelijk van hun plek. Op het podium speelt een docent een andere rol dan in de lerarenkamer en bezigt hij andere taalcodes. En dat geldt ook voor leerlingen. Onder vrienden gebruiken ze – idealiter – andere woorden dan in de klas. Het is zo belangrijk dat leraren elkaar en hun leerlingen bewust maken van dit continue switchen.’

 

Jullie concluderen in het boek onder meer dat het noodzakelijk is om de ‘coulissenruimte’ van leraren en schoolleiders te verbreden en verdiepen. Waarom is dat?

‘Leraren en schoolleiders hebben meer ruimte nodig om met elkaar over de uitdagingen in superdiverse klassen te spreken. Dat gaat over teamprofessionalisering. Tijdens sessies met docenten vraag ik bijvoorbeeld vaak wat het gemeenschappelijke normatieve kader is waaraan ieder “optreden” op school moet voldoen. Dan merken wij dat de meesten denken in regels: geen petjes op, geen telefoons in de klas. Opvallend, want dat is een juridische invulling van een sociaal-pedagogisch vraagstuk. Backstage wordt er te weinig verdiepend over schoolcultuur gesproken, is onze ervaring. Het gesprek over petjes gaat vaak helemaal niet over petjes: wat het gesprek daarover relevant maakt, is niet de precieze regel, maar dat het iets blootlegt over de waarden die je deelt. Je kunt heel ver komen met hogere doelen en waarden, ook zonder leerlingen te vragen om trouw te blijven aan regels die in elk klaslokaal anders zijn. Synergie brengen in de optredens in al die verschillende klaslokaken vereist schoolleiderschap. Dat laatste gaat in de kern over het bepalen wanneer diversiteit wenselijk is en wanneer juist uniformiteit in dat optreden vereist is.’

 

En hoe vergroot dat gesprek de kansengelijkheid?

‘Je creëert zo betere omstandigheden voor leerlingen, door ze te leren switchen tussen de leefomgevingen thuis, hun peergroup en school. Ze moeten beseffen dat ze verschillende rollen kunnen spelen in al die milieus en daar verschillende taalcodes kunnen gebruiken. Zo stel je ze in staat te klimmen op de schoolladder en uiteindelijk op de maatschappelijke ladder. Want daarvoor hoeft er niet altijd een revolutie plaats te vinden. Een andere rol leren spelen kan voldoen.’

 

Voor het blok

 

Gelijke investering in scholen of investeren in gelijke kansen?

‘Werken aan gelijke kansen betekent per definitie beleidsmatig een ongelijke investering in verschillende typen scholen. Maar voor mij zit daar geen spanning. De ongelijke uitdaging voor scholen in grootstedelijke volkswijken is een fundamenteel andere: het lerarentekort is er nog nijpender en leraren vinden het gemiddeld gezien spannender daar les te geven. We kunnen met deze feiten collectief verstoppertje spelen óf accepteren dat het werken aan het hogere doel van gelijke kansen voor alle leerlingen praktisch betekent dat je een ongelijke investering doet in verschillende settings.’
 

Schooladvies voor of na de eindtoets? 

‘Ik denk dat het hele gesprek over het moment van deze toets veel dieper gevoerd moet worden dan de vraag of de toets een paar maanden naar voren of achteren moet worden geschoven. Stel eindelijk eens die hervormingsgezinde vraag: is groep 8 het moment voor zo’n definitieve selectie?’

 

Iliass El Hadioui (1983) is docent aan de Erasmus Universiteit, onderzoeksleider Transformaties in het grootstedelijk onderwijs aan de Vrije Universiteit, programmaleider van De Transformatieve School en lid van de Onderwijsraad. Met collega-onderzoekers schreef hij Switchen en klimmen (2019). Bekijk hier zijn leestips.
 

Dit artikel verscheen in Didactief, april 2020.

Click here to revoke the Cookie consent