Interview

Is passend onderwijs Dijsselbloem-proof?

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 11-11-2014 Gewijzigd op 25-10-2016
Onderzoeker Ria Bronneman was nauw betrokken bij het werk van de Commissie Dijsselbloem. We zijn zes jaar verder. Hoe kijkt Bronneman nu tegen het onderwijsbeleid aan?

Bij het Sociaal en Cultureel Planbureau schreef u een van de vijf onderliggende studies voor het rapport van de commissie. Toch vond u de eindconclusie dat de overheid haar kerntaak - het zeker stellen van de kwaliteit van het onderwijs - ernstig had verwaarloosd destijds 'wel erg stevig'. Hoe kwalificeert u het onderwijsbeleid sinds Dijsselbloem? Is het nu evidence based, zoals de commissie adviseerde?

'Het onderwijsbeleid is niet erg Dijsselbloem-proof, maar dat verbaast mij ook niet. Iedereen veronderstelde in 2008 dat de politiek zich voortaan anders zou gaan gedragen. Maar zodra een kabinet aantreedt, zijn er lijstjes die afgewerkt moeten worden. Bewindslieden moeten snel aan de slag; ze kunnen geen onderzoek laten doen of een experiment opzetten, want voordat ze het weten, is hun tijd weer om. Veel beleid is feitelijk een correctie op eerder beleid, zoals nu de maatregelen voor kwaliteitsverhoging. Tot 2007 stond de toegankelijkheid van het onderwijs centraal. Iedereen moest naar het hoger onderwijs. Het hbo heeft die ambitie omarmd en de niveaus soms ook verlaagd. Wat krijg je dan? Na verloop van tijd blijken studenten toch niet zo veel in hun mars te hebben en worden er referentieniveaus opgesteld. Het resultaat is zigzagbeleid.'

Wie heeft er vooral invloed op het beleid: leraren, Tweede Kamer, inspectie, ambtenaren?

'De sectorraden zijn verreweg het meest dominant. Zij zijn de belangrijkste gesprekspartners van OCW. Dat leidt tot een eenzijdige benadering. Leraren komen er veel te laat aan te pas. Ze worden geacht het beleid alleen uit te voeren en dat is verkeerd. Schoolleiders zijn ook te lang aan de zijlijn gezet, terwijl zij meer zicht hebben op wat leraren wel of niet kunnen dan de sectorraden. Het overheidsbeleid is bovendien vooral sectorbeleid in plaats van stelselbeleid.'

Hoe bedoelt u?

'In de overgangen tussen sectoren zitten veel fricties. Sinds sectoren worden afgerekend op hun prestaties, zoals minder afstroom en zittenblijven, en een hoger rendement, is de selectie bij overgangen sterk toegenomen. Bij de overgang van po naar vo zal het gewicht van de Citotoetsscore hopelijk worden verminderd. Over de inhoudelijke aansluiting tussen vo en mbo, en hbo en wo wordt nauwelijks nagedacht. Praat de Vereniging Hogescholen daarover wel eens met de MBO Raad? Het overheidsbeleid wordt vrijwel uitsluitend per sector gevoerd. Het verbeteren van de overgangen tussen sectoren vraagt echter om een meer inhoudelijke visie op het onderwijsstelsel als geheel.'

En de Stichting van het Onderwijs dan?

'Daar zitten sectorraden en organisaties van docenten in. Het overleg tussen werkgevers, werknemers en de overheid gaat vooral over geld, over arbeidsvoorwaarden, zoals de bapo) en over een betere en doelmatiger inzet van middelen. Inhoudelijke sectoroverstijgende onderwerpen komen niet aan de orde. De kwaliteit van het onderwijsstelsel als zodanig zou eigenlijk onderwerp van gesprek moeten zijn.'

De overheid hecht veel belang aan grote internationale onderzoeken, zoals Pisa en Timss. Is dat slim?

'Beleidsmakers kijken vooral naar onze positie in de internationale rangorde. Terwijl veranderingen in de rangorde vaak goed te verklaren zijn. Als Hongkong en Singapore opeens meedoen, zakt Nederland ten minste twee plaatsen. Het gaat veel te ver om dan meteen te zeggen: we moeten allemaal veel meer doen aan vak x, y of z. Maar ja, die internationaal vergelijkende onderzoeken hebben een enorme impact; het is vooral een prestigekwestie.'

Wat is het alternatief?

'Ik vind het belangrijker in ons eigen onderwijssysteem te kijken wat bijvoorbeeld het vervolgonderwijs vindt van het voorafgaande onderwijs, of men vindt dat de goede dingen zijn gedaan, of leerlingen voldoende zijn opgeleid en voorbereid. Je moet leerlingen volgen, zoals dat bijvoorbeeld in COOL (cohortonderzoek onderwijs) gebeurt. Dat is veel nuttiger voor de Nederlandse situatie dan te kijken naar Finland.'

Heeft de overheid dankzij de inspectie een goed beeld van het onderwijs?

'Kijk, de inspectie is de enige instantie die de school binnenloopt met verstand van zaken. Ik zou graag zien dat ze dat gebruikt om scholen te bewegen om het beter te gaan doen, leraren bij te scholen. Niet om scholen te scoren op publieke lijstjes van goed of minder goed. Dat resulteert in strategisch gedrag. Eindresultaten, zittenblijvers, afstroom - het is allemaal belangrijk, maar je moet daar kanttekeningen bij plaatsen. Scholen die kinderen het voordeel van de twijfel geven, worden vaak gestraft, omdat hun afstroomcijfers hoger zijn. Dan geven ze kinderen op den duur die kans niet meer. Het onderwijs wordt daar niet beter van.'

Sinds Dijsselbloem moet alles evidence based, maar dat houdt vaak ook meer papierwerk voor scholen in.

'Evidence based is iets anders dan voortdurend alles administreren wat je in de klas doet, iedere toets en iedere verandering daarin, iedere drie weken. Dat gaat natuurlijk veel te ver. Als docent heb je best in de gaten of een kind mee kan komen met bepaalde sommen en met andere onderdelen niet. Moet je dat allemaal registreren? Meten is weten, zegt men. Ik heb daar zo mijn twijfels over. Resultaten kunnen per jaar erg verschillen. Docenten kunnen bovendien niet alles tegelijk. Zo kunnen minder goede resultaten op één deelterrein te maken hebben met een intensivering op een ander onderdeel.'

Toch is data-analyse cruciaal bij de inspectie. Dat is het eerste waar ze naar kijkt voor haar schoolselectie. Oh, u zucht een beetje?

'Ja, ik vind het armoe. Scholen moeten data aanleveren en op grond van die data beslist de inspectie naar welke scholen ze gaan en waar ze nog eens willen kijken. Als je met een beperkt aantal mensen iets moet doen, is dat een voor de hand liggende selectiemethode die een zekere objectiviteit lijkt te hebben. Maar het zou beter zijn om wat vaker dan eens in de vier jaar langs te gaan en gewoon mee te kijken.

Kijk als overheid vooral naar de positie van de leraar en probeer zijn opleidingsniveau te verhogen. Onbevoegde leraren zouden we eigenlijk niet moeten toestaan, maar nu hoort het er gewoon bij. Verbeter de lerarenopleidingen en laat beginnende leraren in hun baan groeien. Schaal ze bij de start ook wat lager in en laat ze langzaam opklimmen.'

Dan ontstaat er zowaar een carrièrepad?

'Zeker de eerste drie jaar ben je beginnend docent en zo voelen velen dat ook, want het is hartstikke moeilijk in het begin. Maar geef scholen dan ook de verplichting om die docenten goed te begeleiden. Geef startende docenten bijvoorbeeld niet de moeilijkste klassen.'

Uit de evaluatie van het beleid sinds Dijsselbloem blijkt dat de overheid bang is grote stappen te zetten. Hoe moet het dan?

'Ja, vernieuwing is een beetje taboe, maar toch gebeurt het wel. De operatie voor passend onderwijs is echt een stelselherziening.'

Passend onderwijs is ingevoerd voordat de onderzoeken afgerond waren. Wat vindt u daarvan?

'Dat passend onderwijs nodig was, zag iedereen. Het was een blanco cheque met een voortdurende stijging van het aantal kinderen die wat hadden, die allemaal indicaties kregen waardoor de kosten uit de hand liepen.

Er zijn nu nog veel onzekerheden, maar ik ben niet per definitie zorgelijk. Door de "ontschotting", en omdat praktijkonderwijs en leerwegondersteuning er bij betrokken worden, kan er in principe een veel breder en gevarieerder aanbod aan voorzieningen ontstaan. Daardoor kunnen leerlingen beter terecht dan vroeger toen ze alleen de keuze hadden: regulier of speciaal.'

Jules Peschar was minder positief en sprak over één toneelstuk in tientallen opvoeringen.

'De criteria voor ondersteuning en de inrichting van het voorzieningenaanbod zullen per samenwerkingsverband uiteen gaan lopen. Dat kan ook een voordeel zijn. Dan kun je onderzoeken hoe het kan dat het op sommige plekken beter gaat dan op andere. Als goede resultaten niet aan de leerlingenpopulatie kunnen worden toegeschreven, maar bijvoorbeeld komen door de wijze waarop het samenwerkingsverband opereert, door hoe het onderwijsaanbod is afgestemd op de zorgvraag, hoe leraren zijn bijgeschoold of de jeugdzorg adequate ondersteuning biedt, dan kun je uiteindelijk zeggen: dit model werkt goed. Misschien is het verstandig als anderen het overnemen. Zo kun je onderwijs en zorg Dijsselbloem-proof maken.'
 

Verder lezen

1 Experimenteel theater
2 COOL 5-18

Click here to revoke the Cookie consent