Nieuws

In de school opleiden

Tekst Miranda Timmermans
Gepubliceerd op 13-09-2016 Gewijzigd op 27-10-2016
Willen we de school als bron voor leren en opleiden beter benutten, dan is een andere benaderingswijze nodig. Miranda Timmermans pleit voor ín de school opleiden.

De studenten die wij op dit moment opleiden, geven (met een carrièreperspectief van 45 werkjaren) in 2060 nog les! Veel zal er dan veranderd zijn, in de maatschappij en in de school. Een ding is duidelijk, de leerkracht speelt in deze verandering een centrale rol. Hij of zij moet het onderwijs van de toekomst nu al vorm geven. Daarom staat in mijn lectoraat de leerkracht centraal. Hoe kunnen we leerkrachten en leerkrachten in opleiding blijvend laten leren? Daarvoor is een perspectiefwisseling nodig. Waar het werk van de leerkracht zich nu voornamelijk richt op het leren van leerlingen, moet het zich in de toekomst ook en in toenemende mate gaan richten op het eigen leren. Leren op de werkplek gaat hierbij een belangrijke rol spelen.

De leerkracht centraal

Van leerkrachten wordt verwacht dat zij de meer complexe leerkrachtvaardigheden beheersen, zoals het omgaan met verschillen tussen leerlingen, opbrengstgericht werken en differentiëren. Daarnaast horen ze ook meer generieke competenties te beheersen, zoals onderzoeksvaardigheden, kritisch denken, ondernemerschap en reflectie. Een leven lang leren en sturen van de eigen ontwikkeling zijn daarin uitermate belangrijk.

Maar wat is daar dan voor nodig? Wat vraagt toekomstgericht onderwijs nu écht van leerkrachten? En vooral, hoe gaan ze dat bereiken? Het beleid schenkt nauwelijks aandacht aan het leren van leerkrachten. En toch zit juist hierin, het leren van de leerkracht, de sleutel tot vernieuwing.

De beste plek voor leerkrachten om te leren, is daar waar het gebeurt of in ieder geval moet gebeuren: op school. Dit betekent dat voor zittende en aanstaande leerkrachten leren op de werkplek het uitgangspunt moet zijn voor hun professionele ontwikkeling. De intensieve samenwerking tussen scholen in opleidingsinstituten, in partnerschappen ‘opleiden in de school’, biedt een uitstekende basis om hier vorm aan te geven.

Opleiden in de school

Studenten brengen een groot deel van hun opleiding door op de werkplek. De vraag is hoe deze het beste ingezet kan worden om de kwalificatiedoelen te bereiken.

Samen opleiden heeft een structurele plek gekregen in de opleiding van studenten: het werkveld is medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van de toekomstige leerkracht. Partnerschappen ‘opleiden in de school’, bestaande uit scholen en opleidingsinstituten, leiden samen op en een aantal combineert het opleiden van studenten met het doen van onderzoek en schoolontwikkeling (de academische opleidingsschool). De organisatorische randvoorwaarden om opleiden in de school succesvol te laten zijn, zijn gerealiseerd.

 

 

Opleiden in de school heeft zich ontwikkeld. Studenten brengen een steeds groter deel van hun tijd op de school door. Zij kregen aanvankelijk vanuit het instituut extra opdrachten mee om op school uit te voeren (zie figuur 1). Later zijn school- en instituutsopleiders samen bijeenkomsten op de werkplek gaan ontwerpen en verzorgen. Workshops oudergesprekken, klassenmanagement en ‘onderwijskunde op locatie’ zijn daar voorbeelden van en ook intervisie kreeg een plek.

 

Figuur 1: Opleiden in de school: het aandeel van de school wordt groter, opleidingsdelen worden verplaatst.

 

Perspectiefwisseling

Maar het goed benutten van de school als bron voor het leren blijkt lastig. Het begrip ‘opleiden in de school´ geeft aan vanuit welke richting aan het opleiden van studenten wordt gewerkt: eerst het opleiden en daarna de school.

Willen we de school als bron voor leren en opleiden beter benutten, dan is een andere benaderingswijze nodig. Door niet meer te denken vanuit ‘opleiden in de school’ maar vanuit ‘in de school opleiden’ ontstaan nieuwe kansen. Het omwisselen van de term lijkt een woordspelletje te zijn, maar het gaat om een fundamenteel andere benadering. Het perspectief op opleiden van studenten verschuift van denken vanuit het opleidingsinstituut naar denken vanuit het werk.

Eerst de school, dan opleiden

Bij in de school opleiden vormt het werken op school de bron voor het opleiden. Studenten participeren in het alledaagse werk om zich zo voor te bereiden op hun toekomstige beroep. Dit vraagt van de school studenten deel te laten nemen aan de veelheid aan activiteiten die leerkrachten doen. In mijn eigen onderzoek heb ik dit in kaart gebracht.

Scholen blijken studenten al veel leermogelijkheden te bieden: activiteiten met leerlingen en het gebruik van bronnen. Aan activiteiten op schoolniveau, zoals samenwerken met collega’s, deelname aan vergaderingen en contacten met ouders, mogen studenten minder vaak deelnemen. Ze doen dus veelal ervaring op met werken in de klas en minder met activiteiten die leiden tot bredere professionalisering.

Oorzaak is dat de school nog te vaak aansluit bij wat het opleidingsinstituut vraagt en minder vaak zelf de verantwoordelijkheid neemt voor wat zij belangrijk vindt. En wellicht speelt hier ook de opvatting een rol dat studenten vooral moeten leren lesgeven. De vraag is echter of we studenten zo wel voldoende startbekwaam opleiden?

Rol student verandert

In de school opleiden vraagt van studenten dat ze zich meer als leerkracht opstellen en dat ze zich verantwoordelijk voelen voor het eigen leren. Dus niet denken vanuit opdrachten, maar de mogelijkheden die de werkplek biedt aangrijpen om te leren en daar ook naar zoeken. De te beheersen competenties en eindkwalificaties zijn daarbij richtinggevend.

Nu laten studenten nog veel mogelijkheden liggen. Zij hebben een duidelijke voorkeur voor activiteiten met leerlingen en kiezen minder vaak voor activiteiten op schoolniveau.

Grotere rol leerkracht

In de school opleiden veronderstelt dat het opleiden op de school plaatsvindt. Daar moet het leren van de student mogelijk gemaakt en ondersteund worden. Dat vergt begeleiders op de werkplek die pedagogisch en didactisch ingrijpen en de leeromgeving structureren.

Leerkrachten van de school helpen studenten kennis te maken met alle aspecten van het beroep. Zij enthousiasmeren, motiveren en maken studenten deelgenoot van het team en de organisatie. Zij laten voorbeeldgedrag zien, maken hun eigen kennis en vaardigheden zichtbaar en ze beargumenteren waarom ze de dingen doen zoals ze die doen. Ze maken het mogelijk dat studenten aan alle activiteiten kunnen deelnemen. Ook geven zij studenten tips, adviezen en feedback en zorgen ervoor dat studenten in een veilige omgeving kunnen leren.

Leerkrachten ondersteunen studenten ook bij het bereiken van de kwalificatie-eisen. Zij hebben zicht op het leren van de student, ze helpen met het helder maken van hun leervragen en plaatsen die nadrukkelijk in het perspectief van de competentieontwikkeling. Hiervoor zijn gerichte pedagogische en didactische ingrepen nodig.

Samen met de student stellen ze doelen op en zoeken ze op school naar activiteiten en leersituaties die hierbij aansluiten. Ze creëren mogelijkheden voor studenten om dingen uit kunnen proberen en (systematisch) nieuw gedrag te oefenen. Ondersteuning wordt geboden in de vorm van samen voorbereiden, modelling, scaffolding, feedback geven en het bespreken van leerervaringen. Samen met studenten een oudergesprek voorbereiden, vervolgens het gesprek samen voeren en nabespreken zijn krachtige leermomenten. Ter ondersteuning en verdieping bij het uitvoeren van activiteiten, bieden ze ook nieuwe kennis aan en helpen ze studenten die te vertalen naar de praktijk en te gebruiken.

In de school opleiden veronderstelt ook het bewust structureren van de leeromgeving, bijvoorbeeld door studenten te laten kennismaken met de school als organisatie, te matchen aan de juiste begeleider en de mogelijkheden die de school te bieden heeft te presenteren. Het opleiden is de verantwoordelijkheid van het hele team. Door leerkrachten en studenten structureel samen te laten werken, kunnen leerkrachten ook veel van de studenten leren. Zo profiteren alle partijen.

Maar de pabo dan? Een bredere opdracht

In het ideale beeld van in de school opleiden zou je kunnen redeneren dat de pabo als opleiding niet meer nodig is en als certificerende instantie alleen nog maar de kwaliteit van het afstuderen hoeft te bewaken. Maar niets is minder waar.

Het opleidingsinstituut heeft expertise in het opleiden van studenten, weet aan welke eisen een afgestudeerde moet voldoen, heeft zicht op het onderwijs in brede zin maar kan daar ook meer op afstand naar kijken en is een initiator van vernieuwing en onderzoek. In de school opleiden vraagt deze expertise anders in te zetten. De aandacht richt zich niet meer primair op de student, maar ook op de school en de leerkrachten die daar werken en leren.

Instituutsopleiders kunnen meer en vaker naar de scholen gaan om met opleiders ter plekke de mogelijkheden te bespreken die de werkplek biedt. Ze kunnen inhoudelijke deskundigheid toevoegen en zo zittende en aanstaande leerkrachten helpen. Belangrijk is dat zij leerkrachten inzicht geven in de kwalificatiedoelen die studenten moeten bereiken, daarover met hen in gesprek gaan en hen helpen daar met studenten aan te werken. Het blijft van belang studenten af en toe uit de praktijk te halen om op afstand eens te kijken naar wat er gebeurt, wat ze geleerd hebben en hoe zich dit verhoudt tot de doelen van het onderwijs. In ontmoetingen tussen studenten uit de diverse scholen kan gereflecteerd worden op verschillen tussen scholen, wat dit betekent voor het onderwijs dat zij verzorgen en voor hun eigen leermogelijkheden. Ook spelen opleidingsinstituten een rol in het samenbrengen van opleiders uit het instituut en de school om samen de opleiding aan studenten verder vorm te geven. Zo ontstaat er een beweging van continu leren en opleiden in een educatief netwerk (zie figuur 2).

 

                          

Figuur 2: Naar in de school opleiden

 




De uitdaging

De kern van de uitdaging is om in de driehoek werkplek, opleiding en student ‘leren in verbinding’ te laten plaatsvinden. Leren en opleiden bij In de school opleiden gaat dan om:

 

De goede dingen leren

Het is relevant om een onderscheid te maken tussen ‘leren op de werkplek’ en ‘opleiden op de werkplek’. Leren is een activiteit van de lerende, de student of de zittende leerkracht. Opleiden is van de opleider of begeleider als ondersteuner van het leerproces. Studenten leren altijd op de werkplek en op heel veel manieren. Het is echter de vraag of en in welke mate dit leren gestuurd kan worden. En in alle eerlijkheid: studenten leren niet altijd de ‘goede’ dingen op de werkplek. En daar wordt het spannend. Hoe kunnen we dit bijsturen?

Samen opleiden

Om binnen de driehoek vorm te geven aan samen opleiden is het handig om bij de rijke leeromgeving van de werkplek te beginnen. Wat op de werkplek niet geleerd kan worden of wat beter en efficiënter op de opleiding ‘onderwezen’ kan worden, zal daar een plek moeten krijgen.

Professionele dialoog

In de school Opleiden vraagt een andere kijk op leren en opleiden. Om dit te laten slagen moeten we starten bij de werkplek. Dát is het leidend perspectief. Dit betekent dat een beroepsopleiding recht doet aan die verschillen in de onderwijspraktijk. Het is grote winst wanneer lerarenopleiders zich beter bewust zijn van wat er in de praktijk wel en niet kan en daar een professionele dialoog over te voeren.

 

De kwaliteit van samen opleiden groeit en bloeit op de kwaliteiten van alle partners. Zo bereiken we de top.


Wat vinden leraren?

Vanuit het lectoraat Leerkracht heb ik bij een aantal scholen die samenwerken met pabo Avans en op de pabo zelf de vraag onderzocht: ‘Wie is de leerkracht van de toekomst?’. Deelvragen waren: Wat leren leerlingen in de toekomst? Hoe zal het onderwijs er dan uit zien? Wat zal dat vragen van de leerkracht?

71 leerkrachten van 31 scholen, 15 studenten en 16 opleiders van de pabo zijn bevraagd via schriftelijke vragenlijsten en een werksessie. Zes directieleden hebben deelgenomen aan semi-gestructureerde interviews en een guerrilla-onderzoek. Wat vinden zij?

Over de vaardigheden die leerlingen moeten leren bestaat consensus: samenwerkings-, onderzoeks- en ICT-vaardigheden en denkvaardigheden als creatief, kritisch, logisch en oplossingsgericht denken, oftewel: de hogere orde vaardigheden. Over de (vak)inhouden die in de toekomst centraal moeten staan zijn de meningen verdeeld. Leerkrachten vinden taal en rekenen ook dan belangrijk, terwijl studenten en directieleden deze vakken niet noemen. Studenten en leerkrachten hechten aan wereldkennis, terwijl opleiders juist de nadruk op cultuur & religie en Engels leggen.

Opleiders, leerkrachten en studenten zien leerlingen in 2030 vooral als autonoom en onderzoekend. Leerkrachten geven aan dat de leerlingen dan actieve leerders zijn die hun eigen leren sturen.

Leerkrachten typeren onderwijs in de toekomst als innovatief. Ze hebben het vooral over andere didactieken en organisatievormen. Coöperatief leren, groepsdoorbrekend werken of werken rondom thema’s worden vaak genoemd. Ze spreken over ander gebruik van lokalen of zelfs het werken zonder vaste lokalen, een andere indeling van het lesrooster en flexibele schooltijden. Opvallend is dat buitenschools leren weinig genoemd wordt.

Bijna iedereen geeft aan dat de leerkracht van 2030 een coachende rol heeft, flexibel is en fungeert als motivator van leerlingen. Hij moet ook over ICT-, pedagogische en didactische vaardigheden beschikken. De leerkrachten geven aan dat ze de vaardigheden die horen bij passend onderwijs zoals het inspelen op verschillen, aansluiten bij onderwijsbehoeften en bij de ontwikkeling van het kind graag verder willen ontwikkelen.

Onderzoeksvaardigheden van leerkrachten worden slechts een enkele keer genoemd, door directieleden en opleiders van de pabo. Leerkrachten en studenten noemen deze helemaal niet.

 

Tekst Miranda Timmermans, lector Leerkracht Pabo Avans Hogeschool. Dit is een bewerking van haar oratie.

Twitter @MiraTimm

Bronvermelding

1 Opleiden in de school
2 Meer lezen

Click here to revoke the Cookie consent