Interview

In de biotoop van Kurano Bigiman

Tekst Ineke Westbroek
Gepubliceerd op 08-09-2022 Gewijzigd op 07-09-2022
Klassieke mythen tot leven brengen: zo maakt Kurano Bigiman zijn leerlingen in Amsterdam-Zuidoost enthousiast voor klassieke talen. ‘Belangrijk is om in te zoomen op spannende details.’

                                                                             'Gymnasium in de Bijlmer'

‘Wat betekent sanguis? Denk maar aan Sanquin, de bloedbank.’ ‘Bloed!’ ‘Goed zo. Dus: de netten en wapens zijn al nat van het bloed.’ ‘Wow!’ roept iemand. De leerlingen in 4 gymnasium van het Ir. Lely Lyceum laten zich meeslepen door de mythe over de jager Actaeon, die wilde drinken uit een beekje, net op het moment dat de jachtgodin Diana en haar nimfen daar naakt een bad namen. Boos, omdat zij zich bespied voelde, veranderde zij Actaeon in een hert, dat door zijn eigen jachthonden werd opgevreten.

Kurano Bigiman (37) – die de mythe op indringende wijze, met pathetische gebaren voordraagt – gebruikt het verhaal voor de Latijnse vertaalles. De zinnen verschijnen op het digibord, vergezeld van afbeeldingen van de badende godinnen.

‘In elke mythe
zit een levensles
verstopt’

‘Wat betekent socii? Kameraden, matties. En aqua frigida, wat betekent dat?’ ‘Koud water!’ roept een meisje. Bigiman legt uit waarom de godinnen maagd zijn: ‘Ze willen alleen in het bos zitten, daar hebben ze geen man bij nodig.’ ‘Dus blijven ze maagdelijk’, concludeert een jongen.

Fantastisch, vinden Haider, Malika, Ieljaas en Kijan de lessen van Bigiman. ‘Hij maakt de lessen spannend met dat voorlezen,’ prijst Haider. ‘De lessen zijn nooit eentonig,’ vindt Malika, ‘je kan zien dat hij energie heeft.’ Oude talen saai? Echt niet! Haider: ‘Latijn is leuk, anders dan moderne talen. Je leert over de oudheid, over mythologie. In elke mythe zit een levensles verstopt.’



Bigimans drijfveer: leerlingen een wereld binnenleiden die hen voorbereidt op de universiteit.


Populaire woorden

Bigiman merkt zelf ook dat zijn lessen Grieks en Latijn aanslaan. Volgens hem komt dat door de interactie: ‘Als ik teksten voorlees, laat ik altijd ruimte open, zodat leerlingen vragen kunnen stellen. Ik breng de stof dichterbij, door te verwijzen naar populaire woorden of naar het Engels. Belangrijk is om in te zoomen op spannende details. Ik geef levenslessen mee: goden kunnen zonder reden meedogenloos zijn. En in droge grammatica moet een verhaal zitten. Zo neem ik hen aan de hand door vertalingen heen, ik maak een lopend verhaal van losse zinnen.’

Grammaticaregels boeiend maken, vindt Bigiman cruciaal: ‘Waarom staat deze letter op deze plaats? Regels hangen samen met hoe zo’n taal werkt. Dat wil ik meegeven. Zo’n tekst die je voor je krijgt, is een mysterie om te ontrafelen. Geweldig, wanneer leerlingen “Yes!” roepen als dat lukt. Ik leef op als ik zie dat ze trots zijn. Er verschijnt een glimlach en ze gaan rechtop zitten.’

 

Amsterdammer van het Jaar

Dat Latijn en Grieks niet meer worden gesproken, betekent volgens Bigiman niet dat het écht dode talen zijn. In een NRC-interview noemt hij Latijn en Grieks de minst discriminerende vakken: niemand spreekt die talen, dus begin je bij nul. Bigiman kreeg veel publiciteit toen hij in 2020 werd verkozen tot Amsterdammer van het Jaar, vanwege het opzetten van het eerste gymnasium in Amsterdam-Zuidoost. Een blinde vlek, vond hij het, in een gebied met bijna 90 duizend inwoners. Het argument van schoolbestuurders dat er geen vraag was naar een gymnasium, vindt hij onzin: ‘Met aanbod kun je vraag creëren.’ Bigiman was meteen enthousiast toen zijn oud-collega van het Vossius Gymnasium, waar hij dertien jaar had lesgegeven, vroeg of hij wilde helpen met de oprichting van een gymnasiumafdeling op het Ir. Lely Lyceum, waar hij rector was geworden.
Leerlingen in Zuidoost toegang geven tot een wereld die hen voorbereidt op de universiteit, zonder dat zij daarvoor drie kwartier moeten reizen, was voor Bigiman een belangrijke drijfveer. Hij weet er alles van. Geboren en opgegroeid in de Watergraafsmeer, als zoon van inheems- Surinaamse ouders, die in de jaren zeventig naar Nederland kwamen, was hij op het Vossius Gymnasium in Amsterdam-Zuid vrijwel de enige leerling van kleur. Soms betwijfelde hij of hij er wel thuishoorde.

Hij is zijn ouders dankbaar dat zij hem en zijn broer altijd stimuleerden: ‘Zij wezen mij erop dat het op school goed moest gaan, dat we er het beste uit haalden: ook als iets je niet ligt, probeer zo ver mogelijk te komen. Dat hebben ze zelf ook gedaan, mijn vader bij een verzekeringsmaatschappij, met een havodiploma, mijn moeder bij een fastfoodketen, met een mavodiploma. Ze hadden allebei meer opleiding gewild, maar moesten hard werken om ons goede kansen te geven.’

Zijn vader leerde hem doorzettingsvermogen – ‘Je kan het wel’ – en zijn moeder leerde hem om hulp te vragen op momenten dat hij vastliep: ‘Je hebt een mond om te vragen, wees daar niet te trots voor.’

Kurano Bigiman: ‘Een tekst vertalen is een mysterie ontrafelen. Geweldig, als dat lukt!’

 

Bezieling

Lesgeven wilde Bigiman als jochie al. Hij speelde schooltje met zijn knuffelbeesten, voor een schoolbord met krijtjes dat hij met Sinterklaas kreeg. Onder juffen en meesters had hij lichtende voorbeelden. ‘Mij inspireerde de bezieling die zij in hun kennisoverdracht legden, waarmee zij de groep meenamen.’ Het mooie vindt hij het meehelpen aan de ontwikkeling van kinderen: ‘Hartstikke leuk om daaraan bij te dragen.’

Op het Vossius Gymnasium raakte Bigiman in de ban van oude talen. Puzzelen met taalstructuren bleek zijn lust en zijn leven. Na studies klassieke talen, Nieuwgrieks en Europese Studies aan de Universiteit van Amsterdam kon hij deze passie overdragen aan leerlingen op zijn oude school, en, sinds vier jaar, aan het Ir. Lelylyceum. Tot die tijd had de school een slechte reputatie: criminaliteit, hoge schooluitval, ongemotiveerde docenten. Na verbeteringen en verandering van de naam (voorheen Scholengemeenschap Reigersbos) verdween het slechte imago goeddeels. De gestaag groeiende gymnasiumafdeling (vijf leerlingen in de vierde klas, vijftien in lagere klassen) droeg daar volgens Bigiman aan bij.

Wat hem aan het hart gaat, is de taalvaardigheid van Nederlandse scholieren, die volgens PISA-onderzoeken fors lijkt te dalen: ‘Taal is een communicatiemiddel. Het geeft sociale spanningen als mensen elkaar niet goed begrijpen.’ Over zijn eigen leerlingen is hij optimistisch: ‘Hun woordenschat is best aardig. In drie kwartier kan ik behoorlijk wat vertaalregels met hen doen. Ze pikken veel op dankzij films, sociale media en Engelstalige computergames. Zij verbazen mij met hoeveel ze al weten.’

 

Lees meer afleveringen van De Biotoop.

 

Dit artikel verscheen in Didactief, september 2022.

Click here to revoke the Cookie consent