Een klas is een rommelige, want onvoorspelbare werkomgeving. Dat is nou net de charme van lesgeven, vinden veel leraren. Je draait geen protocol af, maar bent voortdurend aan het inspelen op wat leerlingen van je vragen. Je past bijvoorbeeld je verhaal aan als je wazige of verveelde blikken ziet.
Hoe doen leraren dat toch? Wat komt er kijken bij dit zogeheten adaptief lesgeven? Kun je dit aanleren en in welke omstandigheden lukt het beter? Dat hebben Seth Parsons en zijn collega’s helder in kaart gebracht: hun overzicht van krap veertig jaar onderzoek biedt kijk op de kunst van het improviseren.
Wat Parsons en de zijnen al wisten is dit: adaptief lesgeven zorgt voor gemotiveerde en beter presterende leerlingen. Bovendien is het een professionele eigenschap die je harder nodig hebt naarmate klassen diverser worden. Alle reden dus om daar de vinger achter te krijgen.
Bij adaptief lesgeven (andere termen zijn responsive of reflective teaching en dialogisch lesgeven) stem je je instructie af op wat leerlingen wel en niet begrijpen. Het is een soort vraag-en-antwoordspel tussen leraar en leerlingen: het vraagt om continu te schakelen tussen het eigen gedrag en dat van je leerlingen. Om dit te kunnen moet je twee kernkwaliteiten in huis hebben: monitoren en denkkracht.
In het hoofd van leraren ratelt voortdurend een vertaalmachientje: ik wil ze dit leren, ik zie dit, dat betekent dat en daarom kan ik nu het beste X doen. Dat vraagt om een metacognitieve houding oftewel reflectie. Onderzoekers onderscheiden reflectie-in-actie, reflectie-op-actie en reflectie-voor-actie. Dat eerste gebeurt tijdens het lesgeven. Denken en doen vinden dan vrijwel tegelijkertijd plaats, in een fractie van een seconde reageer je op signalen van leerlingen. Je adaptieve gereedschapskist bestaat hier uit diverse handelingen die je naargelang de situatie in de klas inzet: uitleggen, vragen stellen, overhoren, bemoedigen, stimuleren, voordoen, leiden, uitdagen, feedback geven en verbindingen leggen tussen bekende en nieuwe stof.
Bij reflectie-op-actie blik je terug op je eigen les. Bijvoorbeeld tijdens het nakijken of in gesprekken met collega’s. Het kan ook georganiseerder, als je bijvoorbeeld samen met collega’s video-opnames van elkaars lessen bekijkt en bespreekt.
Reflectie-voor-actie gebeurt tijdens het voorbereiden van je lessen: waar wil je aan werken en hoe ga je dat aanpakken? Je kunt je hiervoor laten voeden door de eerdere reflectie, tijdens en na de (vorige) lessen.
Gratis downloadDit artikel is gebaseerd op het hoofdstuk ‘De kunst van het improviseren’, over het wetenschappelijke artikel van Seth Parsons en collega’s, uit het boek Werk maken van gelijke kansen. Volledige tekst met praktische tips en extra bronnen. |
Om hun denken aan te zwengelen benutten leraren signalen van leerlingen – van hun gezichtsuitdrukkingen tot en met toetsscores – zodat ze hun eigen gedrag op hen kunnen afstemmen. Begrijpt een leerling alles, waar heeft hij nog moeite mee? Welk kind heeft een schouderklopje nodig en wie een pedagogische schop onder de kont? Hoe kan ik alle leerlingen motiveren?
Ervaren leraren vertonen meer adaptief gedrag dan beginners. Ze hebben door hun praktijkervaring meer pedagogical content knowledge (PCK) opgebouwd. Dit omvat vakkennis, maar ook kennis over hoe leerlingen een bepaald vak(onderdeel) leren (en welke fouten ze onderweg vaak maken) en hoe je stof het beste kunt overdragen. Bij bijvoorbeeld wiskundige vergelijkingen of zinsontleding kent en herkent de ervaren leraar alle valkuilen en weet hij die soepel te ontwijken. Hij moet daarvoor boven de stof staan, louter de lesmethode volgen is zelden adaptief.
Je doel is valkuilen bij
leerling te herkennen
en boven stof te staan
Hoewel ervaring telt, is adaptief lesgeven wel te stimuleren en dus leerbaar. Door gerichte (video)coaching op PCK krijgen beginners meer oog voor signalen van leerlingen en hun eigen gedrag. Samen met collega’s reflecteren op elkaars lessen blijkt ook bevorderlijk voor adaptief (leren) lesgeven. Dit onderzoek onderstreept dus dat het belangrijk is om starters goed te begeleiden, bijvoorbeeld door ervaren collega’s.
Maar Parsons en zijn collega’s benadrukken dat leraren op dit front nooit uitgeleerd raken. Lesgeven is the learning profession: ook ervaren leraren kunnen niet op de automatische piloot varen, ze moeten bij de les blijven en voortdurend nadenken hoe ze leerlingen het beste kunnen bedienen.
Behalve ervaring is voldoende professionele ruimte belangrijk. En daar zien de onderzoekers drie obstakels: een strak curriculum, strikte standaarden en (afrekening door) toetsen. Alle drie snoeren ze de professionele ruimte en autonomie van de leraar in, waardoor deze moeite heeft om voldoende in te spelen op behoeften van leerlingen. De les moet door, het boek moet uit voor het eind van het schooljaar en de leerlingen moeten klaargestoomd voor de toets, want anders worden leraar en school daarop afgerekend.
Parsons en zijn collega’s zagen bijvoorbeeld dat leraren onder invloed van landelijk beleid in het kader van de Amerikaanse No Child Left Behind Act, Race to the Top en Common Core State Standards minder ruimte hadden om adaptief les te geven. Zelfs beleid dat erop gericht is het beste uit kinderen te halen, werkt dus ironisch genoeg averechts, omdat het leraren in een keurslijf duwt.
Meetlat voor prestaties
geeft leraren juist
minder speelruimte
Nederland kent vergeleken met andere landen geen rigide curriculum. De overheid bepaalt alleen wat leerlingen moeten leren, het is aan de school om de manier waarop te bepalen. Wel neemt de druk op Nederlandse scholen toe om zich met hoge toets- en examenscores te bewijzen. Ook de referentieniveaus taal en rekenen hijgen leraren in de nek.
Op zich is er niets mis met hoge leerstandaarden. Maar de les van Parsons en collega’s is wel dat dergelijk beleid in de praktijk het behalen van die standaarden in de weg kan zitten. Leraren voelen zich opgejaagd door die externe meetlat. Hopelijk hebben ze een schoolleider die hen niet afrekent op tegenvallende prestaties van leerlingen, maar juist hun autonomie en speelruimte bewaakt. Want dit onderzoek bevestigt ook dat leraren het verschil kunnen maken: adaptief lesgeven en oog hebben voor álle kinderen – ongeacht hun bagage, achtergrond of capaciteiten – geven ze kansen om te groeien.
Parsons, S. A., et al. (2018). Teachers’ instructional adaptations: A research synthesis. Review of Educational Research, 88(2), 205-242. (Voor het eerst gepubliceerd 16 november 2017).
Dit artikel verscheen in Didactief, maart 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven