Interview

'Ik ben vooral dol op vmbo'ers'

Tekst Peter Zunneberg
Gepubliceerd op 30-11-2011 Gewijzigd op 24-02-2017
Beeld Allard de Witte
Ze zijn er nog, de bevlogen leraren die je zelf had willen hebben. Deze maand lerares Nederlands Caroline Wisse-Weldam. ‘Vmbo-leerlingen willen best lezen.’

‘Eigenlijk wilde ik mijn hele leven al juf worden. Dat begon al toen ik in groep 3 in aanvaring kwam met de juf en ik dacht dat ik het wel beter kon.’ Het verlangen zat bij Caroline Wisse-Weldam zo diep dat ze na de middelbare school bewust koos voor een hbo-lerarenopleiding. ‘Eén jaar lerarenopleiding na een universitaire studie is volgens mij veel te weinig om alle didactische kneepjes goed in de vingers te krijgen. En dat wilde ik juist. Het omgaan met leerlingen, met een klas, vind ik veel belangrijker dan de kennis van het vak.’

Caroline Wisse-Weldam over het leraarschapZe koos ook heel bewust voor Nederlands. ‘Dat vind ik zo’n mooi vak, omdat het de taal is die iedereen elke dag spreekt, het is de taal waar je mee bent opgegroeid en die je gebruikt om je emoties te uiten. Het vak gaat veel verder dan alleen spelling en grammatica.’

Na haar opleiding maakte Wisse-Weldam opnieuw een bewuste keus en wel voor het vmbo. ‘Dat is, om het zo maar even te zeggen, helemaal mijn ding. Ik voel me thuis bij alle leerlingen. Als taalcoördinator heb ik te maken met klas 1 tot en met 6 en van alle niveaus, maar het meest voel ik me thuis bij de vmbo-leerlingen. Heel erg generaliserend kun je stellen dat de gemiddelde havo/vwo-leerling het IQ en ook de thuissituatie heeft om er te komen. Voor vmbo-leerlingen is dat lang niet altijd het geval. Het is mijn uitdaging om er vanaf dag één voor te zorgen dat die vmbo-leerling met plezier vier uur in de week naar een verplicht vak gaat.’

Wisse-Weldam kan er boos om worden als ze hoort, ook van collega’s, dat vmbo’ers dingen niet zouden kunnen en dat je die daarom maar niet moet doen. ‘Ik krijg mijn leerlingen aan het lezen door na te denken over welke boeken ze leuk zouden kunnen vinden en wat bij ze past. Dat betekent ook dat ik niet iedereen altijd hetzelfde boek laat lezen. En vervolgens bedenk ik uitdagende opdrachten. Je kunt een leerling een samenvatting laten maken en een verhandeling over de thematiek, maar waarom laat je ze geen kijkdoos maken en een voeldoos en een proefdoos. Je komt dan uiteindelijk op hetzelfde punt uit, alleen de weg ernaartoe is anders. Aan de hand van die kijkdoos heb je vervolgens een geweldig gesprek met die leerling over wat hij uit het boek gehaald heeft en waarom hij dat in de kijkdoos heeft verwerkt.’

Wisse-Weldam ziet dat haar leerlingen van het Gregorius College in hartje Utrecht door dergelijke positieve leeservaringen de volgende keer ook een moeilijker boek aandurven. ‘En voorlezen! Dat doen we hier op school in alle klassen. En ze zijn stil! Daarmee maak je ze heel enthousiast. Ik lees bijvoorbeeld Soldaten huilen niet van Rindert Kromhout. Ik moet dan best veel werk vooraf doen. Het begint in 1937 in Engeland, dus daar heb je het over, wat voor tijd is dat, de oorlog zat er aan te komen, dat soort dingen. Het is ook een boek dat ik zelf oprecht mooi vind. En mijn enthousiasme slaat over op mijn leerlingen. Ervaringen, daar doen ze wat mee. In het begin moet ik er heel veel in stoppen, maar op een geven moment krijg je ook heel veel terug. Ze gaan elkaar als het ware aansporen.’    

Dit interview verscheen in de rubriek Vakidioot in Didactief, november 2011.

Click here to revoke the Cookie consent