Iedereen kan lerarenopleider worden, er bestaat geen gerichte beroepsopleiding voor. In de praktijk komen ze overwegend uit twee hoeken: ervaren leraren, en in onderwijskunde of een (school)vak gepromoveerde mensen. Ze leren de fijne kneepjes vervolgens vooral in de praktijk én door bijscholing. Professionalisering is formeel niet verplicht, al doen steeds meer lerarenopleiders daar wel aan, ook om te voldoen aan hun inschrijving in het (vrijwillige) beroepsregister. (zie ook het artikel Meesterkwekers).
De Eindhovense promovenda Cui Ping bracht het wat, hoe en waarom van de professionalisering in kaart. Op basis van literatuuronderzoek formuleerde ze negen schalen met items die ze in een enquête voorlegde aan 365 Chinese en 218 Nederlandse lerarenopleiders. Thema’s van professionalisering (het ‘wat’) zijn de didactiek van het opleiden van leraren, onderzoek en curriculum. Het ‘hoe’ zit in onderzoek doen, reflectie of input van anderen. En de motivatie om te professionaliseren (het ‘waarom’) is persoonlijke ambitie, externe verplichting of professionele rolopvatting.
De lerarenopleiders uit beide landen waren op enkele punten eensgezind. Iedereen was intrinsiek gemotiveerd voor bijscholing en de meest gangbare manier bleek informeel leren: dus geen cursus, maar leren door bijvoorbeeld input van anderen en door onderzoek te bestuderen of uit te voeren. Chinese lerarenopleiders professionaliseren zich vaker door onderzoek (te lezen of te doen), de Nederlandse vaker via samenwerkend leren met collega’s.
Ping onderscheidt twee algemene leerpatronen: lerarenopleiders die meer willen leren over de didactiek van het opleiden van leraren (focus op onderwijs en praktijk) versus degenen die zich vooral richten op onderzoek en reflectie.
Cui Ping, Understanding Teacher Educators’ Professional Learning. Proefschrift Technische Universiteit Eindhoven, 2020.
Dit artikel verscheen in Didactief, september 2020.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven