Recensies

Het kind als gemiddelde

Tekst Sandra van Aalderen
Gepubliceerd op 01-02-2021 Gewijzigd op 06-05-2021
In zijn nieuwe boek biedt Jelle Jolles weinig nuance en vervalt hij zelfs in genderstereotypering.

De veelbelovende titel van Jelle Jolles’ meest recente boek – Leer je kind kennen – zal de interesse van menig opvoeder en docenten wekken. Als ontwikkelingspsycholoog en docentopleider was ik benieuwd of hij meer te vertellen zou hebben dan wat er in standaard pedagogiek- of psychologieboeken staat. Na het lezen ben ik echter wat teleurgesteld en is mijn conclusie dat de titel te hoog gegrepen is.

Rode draad

Jolles begint met een uitgebreide uitleg over het doel van dit boek: hij wil de dialoog aangaan over de ontplooiing van jongeren, vanuit vakkennis en wetenschappelijke inzichten. Hij zal beschrijven wat er in verschillende disciplines bekend is over hun leren, denken en gedrag en doorredeneren naar handvatten voor opvoeders. Dat wekt in ieder geval de nieuwsgierigheid. En inderdaad, alle relevante en belangrijke onderwerpen over de ontplooiing van jongeren passeren de revue, van de rol van nieuwsgierigheid tot executieve functies, sociaal-emotionele ontwikkeling en identiteit. Maar daarmee maakt Jolles het zichzelf meteen ook erg lastig. Hij bespreekt veel verschillende onderwerpen, waarbij hij soms docenten, dan weer opvoeders en ook de jongere zelf aanspreekt. Daarnaast richt hij zich op een brede leeftijdsgroep, tussen de 8 en 25 jaar, waarbij hij hier en daar ook nog uitstapjes maakt naar het jonge kind en zelfs baby’s.

De nieuwsgierigheid slaat gaandeweg om:
Jolles zegt A, maar doet vervolgens B

Door de breedte aan onderwerpen en leeftijden wil hij iedereen bedienen, maar dat heeft een keerzijde. Als lezer verlies je al snel de rode draad en het overzicht. De relaties en samenhang tussen verschillende onderdelen, zoals emoties en impulsiviteit, komt niet tot nauwelijks aan bod. Ook geeft het soms het gevoel van een leerboek ontwikkelingspsychologie, waarin de ontwikkeling kort en droog wordt opgelepeld en de praktische vertaling naar het kind weinig zichtbaar is. Ik had eerder verwacht dat Jolles de complexe opvoedkundige vragen die hij zo mooi beschrijft in het voorwoord zou gaan bespreken. Het blijft echter bij het beschrijven van gedrag. Zeker een hoofdstuk als ‘Bewegen’ voegt weinig toe. Opvoeders weten wel dat kinderen motorisch steeds vaardiger worden naarmate ze ouder worden en dat bewegen goed voor je is. Zo slaat mijn aanvankelijke nieuwsgierigheid gaandeweg om en raak ik geïrriteerd: Jolles kondigt A aan, maar doet vervolgens B.

Positieve insteek?

In een interview in de Volkskrant zegt Jolles over zijn boek: ‘In mijn boek kies ik een positieve insteek, namelijk de kansen en mogelijkheden van jongeren.’ Dit in tegenstelling tot de negatieve geluiden die je schijnbaar ‘altijd’ hoort. Maar die positieve insteek is niet de boodschap die ik tussen de regels door lees.

De aanpak van Jolles in de meeste hoofdstukken: hij beschrijft een herkenbaar voorbeeld van negatief en stereotiep gedrag, verklaart deze vanuit de theorie en geeft vervolgens handvatten hoe we dit kunnen verbeteren. Hiermee zegt hij eigenlijk: dit gedrag is ongewenst. Hij legt veel nadruk op het verbeteren van het functioneren van een kind. Uiteraard proberen we jongeren zo goed mogelijk te helpen tijdens hun ontwikkeling, daar zijn we opvoeders en docenten voor, dus tips zijn welkom. Maar de balans tussen het verbeteren en stimuleren van gewenst gedrag en het accepteren van de eigenheid van het kind is zoek. Soms lijken de handvatten bedoeld om van een kind zo snel mogelijk een volwassene te maken. Dit strookt niet met die positieve insteek.

Maakbaarheidsgedachte

Jolles schrijft herhaaldelijk dat de opvoeder bijna volledig verantwoordelijk is voor een succesvolle ontplooiing van de jongere én daar volledig de controle over heeft: ‘We zijn geboren met een bouwplan en alles wat we als opvoeder doen zorgt voor ontwikkeling.’ Als je als opvoeder maar het juiste doet en de juiste denkprocessen aanleert, kan een kind alles overwinnen. Ook stelt hij dat een jongere ‘een grote kans loopt vast te lopen of een stoornis of ziekelijke conditie te ontwikkelen’ wanneer hem niet goed aangeleerd wordt wat de wensen en bedoelingen zijn van een sociale groep of hoe hij emoties aan gedrag kan koppelen. Ook hier benadrukt Jolles de verantwoordelijkheid van de opvoeder. Dat legt nogal wat druk; als een kind vastloopt, heb jij het gedaan!

Nog een gevaar dat in deze boodschap schuilt, is de maakbaarheidsgedachte: dat iedereen alles kan bereiken en dat je precies kunt worden zoals je wilt, als je maar genoeg je best doet. Dat klinkt mooi, maar het klopt niet. Biologisch-genetische factoren, context en omstandigheden spelen ook een rol. Jolles schrijft dit in het tweede deel juist letterlijk op, maar laat dit in het eerste deel volledig buiten beschouwing. De nuancering en balans tussen wat je wel en niet kunt beïnvloeden, tussen acceptatie en streven naar verbetering, zou je juist verwachten van een onderzoeker, maar ze ontbreken.

Die maakbaarheidsgedachte is bovendien een risico voor het zelfbeeld van de jongere en van de opvoeder: gebrek aan succes ligt dan altijd aan jezelf. En het valt jou als opvoeder volledig te verwijten als de jongere buiten de boot valt, een stoornis ontwikkelt of zich niet optimaal ontplooit.

‘De’ jongere bestaat niet

Wat ook kriebelig maakt, is dat Jolles alle jongeren over een kam scheert. Kennis die we hebben uit onderzoek gaat bijna per definitie over het ‘gemiddelde kind’, dus dat is een begrijpelijk vertrekpunt. Maar Jolles beschrijft dit alsof deze kennis geldt voor alle jongeren: ‘De jongere moet …’, ‘De jongere ervaart dit als …’ Weer mist een nuancering, nu tussen die van algemene kennis over gemiddeld functioneren en de grote variatie daarin tussen kinderen. Met enige regelmaat kun je tijdens het lezen denken: als je dit zo stellig beweert, dan ken jij bijvoorbeeld mijn kind of die ene leerling in mijn klas nog niet. En dat is gek voor een boek met de titel: Leer je kind kennen.

Jolles had beter kunnen uitgaan van de verschillen tussen kinderen in plaats van het ‘gemiddelde kind’. Dit verschil tussen ‘rekening houden met verschillen’ of ‘uitgaan van verschillen’ zie je ook in het onderwijs. In dit boek is het te weinig om mijn kind te leren kennen. In de loop van de hoofdstukken wordt Jolles wel genuanceerder, maar spreekt zichzelf daarmee dus ook tegen.

Genderstereotypering
Jolles maakt zich tot mijn verrassing in het boek ook meerdere malen schuldig aan genderstereotypering, wat een overtreffende trap is van uitgaan van het gemiddelde van een groep.

Bij de tip om informatie ook visueel aan te bieden omdat die dan beter beklijft, schrijft hij ‘dat dit ook voor meisjes handig is, omdat dit hun ruimtelijk inzicht vergroot’. Bedoelt Jolles dat meisjes dit meer nodig hebben dan jongens? Dus minder goed zijn in ruimtelijk inzicht (welk ruimtelijk inzicht)? En over welke leeftijd heeft hij het? En waarom zou dit voor jongens ook niet goed zijn?

Ook in het hoofdstuk over bewegen vind je dat soort stereotypen: ‘Jongens klimmen in bomen (…), scheuren op hun crossfiets’, ‘Meisjes hebben interesse in ballet en teamsporten’. Onbedoeld laat Jolles hiermee wel doorschemeren dat gelijkheid tussen jongens en meisjes nog een lange weg te gaan heeft, zoals de Onderwijsraad afgelopen najaar constateerde. Stereotypen dragen overigens ook al niet bij aan het leren kennen van ‘je kind’.

De ongenuanceerde, impliciete boodschappen van Jolles dreigen uiteindelijk een tegengesteld effect te hebben: opvoeders krijgen door dit boek niet méér begrip voor hun kind, maar juist minder, want tja, je probeert hem toch zo goed te ondersteunen als supporter, coach én inspirator, waarom gedraagt hij zich dan niet goed! Jolles pleit voor attitudeverandering, maar mijn inziens omvat dat ook deels acceptatie dat jongeren nog in ontwikkeling zijn en dat je niet van elk kind een perfect sociaal-emotioneel wezen kan maken dat zijn impulsen weet te beheersen.

Wie meer wil weten over de adolescent,
raad ik eerder de boeken van Eveline Crone aan

Voor wie weinig tot niets van ontwikkelingspsychologie of pedagogiek afweet, geeft dit boek een aardige indruk. Maar mocht je meer willen weten over de adolescent, zou ik eerder de boeken van Eveline Crone aanraden, die baanbrekend onderzoek doet naar het gedrag van adolescenten (waarom heeft Jolles niet de samenwerking met haar onderzoeksgroep gezocht?). En mocht je Jolles’ boek toch gaan lezen, houd dan zelf de nuancering tussen acceptatie en verbeteren in je achterhoofd.

Jelle Jolles, Leer je kind kennen. Over ontplooiing, leren, denken en het brein. Pluim, 2020, € 24,99.

Verder lezen

1 Sekseverschillen: we zijn er nog niet
2 De jongens tegen de meisjes
3 Voorpublicatie Het tienerbrein
4 De 'totale tiener'
5 Meer focus alsjeblieft!

Click here to revoke the Cookie consent