Onderzoek

De jongens tegen de meisjes

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 10-11-2020 Gewijzigd op 03-11-2020
Begin oktober publiceerde de Onderwijsraad het advies Een verkenning van sekseverschillen in het onderwijs. Met als bottomline: er heersen in het klaslokaal nog steeds seksistische stereotypen. Jongens en meisjes zitten wel samen in één klas, maar dat betekent nog niet dat ze ook echt hetzelfde onderwijs krijgen.

Het klinkt als een echo van wat onderwijssocioloog Paul Jungbluth zo’n veertig jaar geleden al aan de kaak stelde, eerst in zijn proefschrift (1982) en twee jaar later in een internationaal artikel. Hij liet zien hoe onderwijs maatschappelijke sekseongelijkheid bestendigt.

Gratis download

Dit artikel is gebaseerd op het hoofdstuk ‘De meisjes tegen de jongens’, over het wetenschappelijke artikel van Paul Jungbluth, uit het boek Werk maken van gelijke kansen.

Ga voor de volledige tekst met praktische tips en extra bronnen naar werkmakenvangelijkekansen.nl.



Sekseneutraal, of toch niet?

Als uitvloeisel van de Mammoetwet (1968) verdween de middelbare meisjesschool, de mms, uit het Nederlandse onderwijs. Voortaan zaten meisjes en jongens in het gehele voortgezet onderwijs bij elkaar in de klas, zoals al langer het geval was op de basisschool. Al het onderwijs was dus voortaan sekseneutraal. Tenminste, volgens het systeem. Maar dat betekent nog niet automatisch dat leraren jongens en meisjes ook hetzelfde behandelen en bejegenen.

Jungbluth is daar ingedoken. Naast een historisch onderzoek interviewde hij in 1978 duizend leraren (po/vo). Zijn brandende vragen: hoe kijken zij tegen meisjes en hun capaciteiten aan? En vinden leraren dat zij vanuit hun beroep een taak hebben in het tegengaan van sekseongelijkheid in het onderwijs en in de maatschappij?
De overgrote meerderheid van de leraren (90%) vond dat onderwijs niet rolbevestigend zou moeten zijn en was er ook van overtuigd dat dit in de praktijk niet zo was. Toch bleken ze geijkte denkbeelden over jongens en meisjes te huldigen en in de klas beide groepen anders te benaderen. Bovendien waren ze zich er lang niet allemaal van bewust dat meisjes op achterstand stonden en op school vaak onderpresteerden.



Genderrollen

Jungbluth legde leraren stellingen over stereotypen voor, zoals: meisjes zijn ijveriger dan jongens. Een meerderheid vond meisjes inderdaad ijveriger, kwetsbaarder, volgzamer en dommer dan jongens. Vooral kwetsbaarheid vonden ze kenmerkend voor meisjes. Verder vond bijna een derde (30%) dat je als leraar meisjes moet beschermen en niet te hard moet aanpakken. Bijna de helft (47%) vond ook dat je meisjes geen abstracte en ingewikkelde taken moet geven. Voor de leraren uit 1978 sprak dat allemaal vanzelf, ze stonden er niet bij stil dat dit rolbevestigende denkbeelden waren. Maar wie denkt dat we tegenwoordig beter weten – en wellicht dachten ze dat in 1978 ook al – komt bedrogen uit. Getuige het advies van de Onderwijsraad zijn het hardnekkige beelden.

Niet onderzocht door de Onderwijsraad, maar wel door Jungbluth destijds is dat de politieke kleur van leraren invloed had op hoe ze over genderrollen dachten. Leraren aan de rechterkant van het politieke spectrum huldigden traditionelere, meer stereotiepe ideeën over die rollen. Leraren in grote steden en jongere leraren waren zich meer bewust van de achterstand van meisjes. Maar dit had, zo bleek uit Jungbluths interviews, nauwelijks invloed op hun gedrag tegenover meisjes: dit bleef toch vaak rolbevestigend.



Minder ambitieus

Jongens en meisjes mogen dan samen les krijgen, leraren behandelen hen in de klas niet per se hetzelfde, zo toonde Jungbluth aan. Meisjes moet je ontzien en geen al te hoge druk opleggen om goed te presteren, lieten leraren weten in de interviews. Daarmee versterkten ze de rol die meisjes zich door opvoeding en maatschappelijke normen al aangemeten hadden: minder ambitieus en vaker dan jongens kampend met een gebrek aan zelfvertrouwen. Ook pasten leraren een soort genderspecifieke differentiatie toe. Ze stimuleerden meisjes die moeite hadden met de bètavakken niet om er een tandje bij te zetten, wat ze bij jongens wel deden. Daarmee bevestigden ze het idee dat bèta vooral voor jongens is.

Dit blijkt eveneens een hardnekkig gegeven. Kijk maar naar de profiel- en studiekeuzes van meisjes. Ook als ze het zware N&T-profiel qua cijfers best aan zouden kunnen, kiezen meisjes vaker voor het lichtere, socialere N&G-profiel, zoals ook de Onderwijsraad aanhaalt. En meer meisjes dan jongens kiezen het C&M-profiel, dat veel weg heeft van het voormalige mms-curriculum. Meisjes mogen in het hoger onderwijs hun achterstand inmiddels hebben ingelopen, ze zijn eerder in de mens- dan in de natuurwetenschappen te vinden. Dezelfde scheidslijn zie je ook in het beroepsonderwijs: meisjes kiezen voor de zorg, jongens voor techniek. Dat is allemaal geen kwestie van natuurlijke aanleg, maar van maatschappelijke socialisatie.



Achterstand te lijf

Onderwijs zou de maatschappelijke ongelijkheid tussen jongens en meisjes moeten opheffen, was eind jaren zeventig het credo van het onderwijsbeleid. Jungbluth stelde vast dat onderwijs de ongelijkheid eerder bestendigde: leraren gaan die niet te lijf, zelfs niet als ze weten dat meisjes op achterstand staan, maar doen er, onbewust, nog een schepje bovenop. Ze reproduceren zo ongelijkheid.

Stel dat je nu weer duizend leraren zou interviewen over deze thematiek. Op de stellingen zullen de antwoorden vast politiek correcter zijn. Meisjes ijveriger, nou vooruit, maar kwetsbaarder, volgzamer en dommer zal vast minder aangekruist worden. Maar net als toen rolt er ongetwijfeld uit dat iedereen jongens en meisjes hetzelfde, dus niet rolbevestigend wil behandelen.Hoe zorgen we ervoor dat denken ook doen wordt? De Onderwijsraad noemt als remedie meer aandacht voor genderneutrale loopbaanoriëntatie en -begeleiding op school, betere bewustwording van de eigen attitude en kritisch kijken naar stereotypen in lesmateriaal (en ja, die zijn er nog steeds!). Zonder meer superbelangrijk, maar ook moeilijk. Regelmatig terugluisteren wat je wel en niet zegt tegen jongens en meisjes in je klas of bij elkaar in de klas komen luisteren, kan helpen om die bewustwording te vergroten. Stimuleer dat jongens en meisjes samenwerken. Geef leerlingen een waaier aan rolmodellen, zonder die rollen honderdtachtig graden om te draaien. Waar het vooral op aankomt, is leerlingen ruimte geven om zichzelf te zijn en hen aanmoedigen om hun talenten te ontplooien.

 

Jungbluth, P. (1984). Covert sex-role socialization in Dutch education: A survey among teachers. The Netherlands Journal of Sociology, 20, 43-57.

 

Dit artikel verscheen in Didactief, november 2020.

Click here to revoke the Cookie consent