Nieuws

Herken de hoogbegaafde leerling

Tekst Filip Bloem
Gepubliceerd op 20-09-2015 Gewijzigd op 09-03-2017
(Hoog)begaafde leerlingen krijgen nog te weinig het onderwijs dat bij hen past, blijkt uit een recente SLO-rapportage, terwijl passend onderwijs ook voor hen moet gelden.

Een jongetje dat slordig werkt en fouten met rekenen maakt, zal niet snel het stempel ‘(hoog)begaafd’ opgeplakt krijgen. Toch kan dat de verklaring zijn, zegt gedragswetenschapper Marijne Sammels, werkzaam bij de Ambulante Educatieve Dienst in Leiden. (Hoog)begaafde leerlingen vinden herhalen vaak saai en automatiseren de tafels daardoor niet of onvoldoende. ‘Eenvoudig en eentonig rekenwerk leidt vaak tot fouten.’ Volgens Sammels, die nauw betrokken is bij de uitvoering van passend onderwijs in het samenwerkingsverband Leiden, herkennen leraren zulke leerlingen niet altijd. Daar moet verandering in komen, want zo blijft de potentie van (hoog)begaafde leerlingen onbenut. Sammels: ‘Leraren zijn sterk gericht op het gemiddelde kind. Leerlingen die achterblijven vallen snel op, maar (hoog)begaafden niet altijd. Als die niet uitgedaagd worden, passen ze zich namelijk aan het lagere niveau van de rest aan.’

Beter aansluiten

Het tijdig signaleren van (hoog)begaafden is in meer samenwerkingsverbanden een punt van aandacht, blijkt uit een recent rapport van het Informatiepunt Onderwijs en Talentontwikkeling waarvoor ook Sammels is geïnterviewd. Het Informatiepunt, dat onder het nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling SLO valt, sprak voor dit rapport met leraren, (school-)directeuren, bestuurders en (hoog)begaafdheidsexperts van acht samenwerkingsverbanden.

Tegen wat voor problemen lopen zij aan bij het op poten zetten van een geschikt aanbod voor (hoog)begaafden? Aan wat voor ondersteuning hebben zij behoefte?

Er gaat veel goed, constateert Nora Steenbergen-Penterman, projectleider van het Informatiepunt. De onderzochte samenwerkingsverbanden bieden allemaal een verrijkingsaanbod voor (hoog)begaafden aan. Dat kan in de reguliere klas gebeuren, in (bovenschoolse) plusklassen en soms ook in voltijds (hoog)begaafdenonderwijs. Maar het werk is nog niet af. ‘Er zijn nog te veel leerlingen die niet tijdig worden (h)erkend en die geen onderwijs krijgen dat aansluit op hun interesses en behoeften.’

Om het herkennen van (hoog)begaafdheid te verbeteren is SLO dit jaar begonnen met trainingsbijeenkomsten ‘stimulerend signaleren’. Hieraan is een e-learningmodule gekoppeld over verrijkend onderwijs voor talentvolle en begaafde leerlingen. Uitgangspunt is dat cursisten vervolgens op hun eigen school hun collega’s trainen. Steenbergen-Penterman: ‘Train the trainers, dat is het idee. De bestaande scholing is vaak erg theoretisch; we hebben gemerkt dat er behoefte is aan meer praktijkgerichte, coachende ondersteuning.’

Het rugzakje voorbij

De invoering van passend onderwijs pakt overwegend positief uit volgens de bevraagde samenwerkingsverbanden. De procedures voor het aanvragen van ondersteuning zijn korter geworden en het geld kan flexibeler worden ingezet. Zo is een kind met dyslexie misschien wel na acht sessies klaar, terwijl een kind met een autistische stoornis veel meer begeleiding nodig heeft. Daar kan nu meer rekening mee worden gehouden, vertelt Steenbergen-Penterman.

jongen die een rubiks kubus oplostOok Sammels is positief: ‘Vroeger was (hoog)begaafdheid geen geldige reden om een kind te begeleiden. Dat is gelukkig voorbij.’ Maar, waarschuwt ze, doordat er meer kinderen begeleid kunnen worden, gaat het gemiddeld aantal uren per kind omlaag. ‘Samenwerkingsverbanden en scholen willen nog wel eens onderschatten dat er ook in het nieuwe systeem kinderen blijven die langdurig intensieve begeleiding nodig hebben.’

Een andere bevinding van de rapportage is dat veel scholen nog moeite hebben om (hoog)begaafden goed te bedienen. Sammels: ‘Er bestaan bijvoorbeeld heel uitdagende rekenmethodes voor (hoog)begaafde leerlingen. Maar op sommige scholen mogen leerlingen daar pas mee aan de slag als ze de reguliere lesstof snel en foutloos maken.’ Dat klinkt misschien logisch, maar is toch niet handig, legt Sammels uit. ‘Een (hoog)begaafd kind moet juist geprikkeld worden. Als het zich met de gewone lesstof verveelt, haalt het ook geen goede resultaten.’

Práát met die kinderen

Weten wat voor leerlingen je in huis hebt, is cruciaal als je van passend onderwijs een succes wilt maken. In Leiden, waar gewerkt wordt met de zogeheten Leidse aanpak, steekt het samenwerkingsverband veel energie in het identificeren van onderpresteerders. Dat vraagt om een mentaliteitsomslag bij het onderwijspersoneel. Zo ziet Sammels geregeld dat bij de intake op basisscholen de toekomstige leerkracht en/of het kind zelf niet aanwezig is. Zonde, want de intake is bij uitstek een moment om op (hoog)begaafdheid te screenen. ‘Nu worden ouders soms geconfronteerd met zo’n houding van “Pfff, daar heb je weer van die mensen die denken dat hun kind (hoog)begaafd is”.’

Ook Steenbergen-Penterman denkt dat het imago van (hoog)begaafdheid beter kan. ‘Uitblinken mag. Die cultuuromslag willen we graag stimuleren.’ Daarom is het Informatiepunt medeorganisator van de landelijke wedstrijd Elk talent telt, die in oktober 2015 begint. Daarin nemen teams van getalenteerde leerlingen het tegen elkaar op.

Leraren moeten meer weten over (hoog)begaafdheid, zo veel is wel duidelijk. Maar die extra kennis hoeft niet alleen uit boeken of trainingsbijeenkomsten te komen. Praat vooral ook met de kinderen zelf, zeggen Steenbergen-Penterman en Sammels. Want die weten vaak heel goed wat ze nodig hebben. Steenbergen-Penterman: ‘Ik begeleid plusklassen en besteed altijd het eerste half uur aan individuele gesprekjes van vijf minuten. De vaste leerkrachten staan soms versteld van wat ik allemaal weet van een kind, terwijl zij ze ruim vier dagen per week in de klas hebben en ik maar één ochtend.’

Ook Sammels benadrukt het belang van één-op-één-contact. ‘Leg dat (hoog)begaafde jongetje het belang van automatiseren uit. Of ga een wedstrijdje sommen maken met hem doen. Dan merkt hij vanzelf dat hij veel langer over een som doet dan iemand die de tafels wel paraat heeft.’ Want laat over één ding geen misverstand bestaan: ‘Ook dat (hoog)begaafde jongetje moet de tafels leren. Op de basisschool komt hij er misschien nog mee weg, maar straks in de vierde klas van het gymnasium gaat hij grote problemen met wiskunde krijgen.’

Geld voor onderwijs aan (hoog)begaafden
Sinds de invoering van de Wet Passend Onderwijs moeten leerlingen met speciale onderwijsbehoeften zo veel mogelijk in reguliere scholen geholpen worden. Speciaal voor (hoog)begaafden stelt het ministerie van OCW met ingang van 2015 jaarlijks 29 miljoen euro aan de samenwerkingsverbanden beschikbaar.

Kijk voor meer informatie over thema- en trainingsbijeenkomsten op www.talentstimuleren.nl.

 

Click here to revoke the Cookie consent