Geloof in eigen kunnen is bepalend voor wat en hoeveel je leert. Bandura bedacht hiervoor in 1977 het begrip dat we inmiddels allemaal kennen: self-efficacy. In zijn artikel uit 1993 beschrijft hij hoe dit werkt en hoe je het kunt stimuleren.
Gratis download
|
Bandura omschrijft self-efficacy als het geloof of de overtuiging dat je een bepaalde taak met succes kunt uitvoeren. Hoe sterker dit geloof in eigen kunnen, des te eerder een leerling aan een taak begint, hoe hoger de doelen die hij stelt en des te meer moeite hij doet om de taak tot een goed einde te brengen.
Het gaat bij self-efficacy dus niet om wat een leerling daadwerkelijk kan, maar om wat hij denkt wel of niet te kunnen. Een leerling die zichzelf onderschat, speelt sneller op safe. Hij kiest minder snel een moeilijke taak en zal daarom, als niemand ingrijpt, minder snel vooruitgang boeken. Als hij een in zijn ogen te moeilijke taak moet doen, gooit hij bovendien de handdoek eerder in de ring: ‘Dit kan ik toch niet.’
Self-efficacy bepaalt wat en hoeveel een leerling leert
Leerlingen met dezelfde bekwaamheid kunnen door dat stemmetje in hun hoofd verschillende keuzes maken en een verschillende inzet laten zien. En dat resulteert in verschillende leerprocessen en -prestaties. Geloof in eigen kunnen beïnvloedt dus het leergedrag en de motivatie.
Hoe groot de invloed van self-efficacy is, hangt van een aantal zaken af, zo heeft Bandura laten zien. Allereerst speelt een rol hoe iemand tegen vaardigheden aankijkt. Als leerlingen denken dat rekenen iets is wat je nou eenmaal wel of niet kunt (denk aan de vermeende wiskundeknobbel), dan zullen ze sneller opgeven bij moeilijke reken- of wiskundeopgaven. In plaats van te zoeken naar de beste oplossingsstrategie, haken ze af. Leerlingen die juist denken dat je beter in iets kunt worden, bijvoorbeeld door te oefenen, zullen eerder een tandje bijzetten als het even tegenzit: dit varkentje zullen ze weleens even gaan wassen.
Ook jouw eigen zelfvertrouwen helpt je klas
Verder speelt mee hoe leerlingen aankijken tegen prestaties van anderen. Immers, hoe hoog ze hun eigen kunnen inschatten, heeft alles te maken met hoe goed of slecht anderen zijn in een bepaalde taak. Naast een concertpianist steekt je eigen gepingel bleek af, maar in gezelschap waarin niemand een toon weet aan te slaan, kun je best indruk maken. In de klas gaat dat net zo: leerlingen vergelijken zich met klasgenoten en hun geloof in de eigen vaardigheden slinkt als ze het steevast slechter doen dan anderen, maar groeit als ze telkens de hoogste prestaties leveren.
Geloof in eigen kunnen en prestaties kunnen elkaar dus in de greep houden. Aan jou als leraar de taak om dit te doorbreken. Dat kan bijvoorbeeld door leerlingen te leren hun prestaties niet met die van anderen, maar met die van henzelf te vergelijken. Zo kunnen ze ervaren dat ze telkens een stapje vooruitgaan en dat oefening en inzet echt lonen.
Leerling die zichzelf onderschat, speelt onterecht op safe
Met opdrachten op maat kunnen leerlingen groeien en succeservaringen proeven. Complimenteer hen als ze iets goed gedaan hebben en help hen met gerichte feedback verder als ze iets gemist hebben of een fout gemaakt hebben. Leg de nadruk op het proces van leren in plaats van op de uitkomst. Oftewel: prijs ook het doorzetten en het leren zelf en niet alleen de goede oplossing.
Geloof in eigen kunnen wordt ook bepaald door of je denkt invloed te hebben op de situatie. Bandura beschrijft een experiment waarin deelnemers leiding moesten geven aan (fictieve) werknemers. De ene groep werd verteld dat de werknemers makkelijk te beïnvloeden waren, de andere groep kreeg juist te horen dat de werknemers heel star en conservatief waren. Deelnemers uit de laatste groep verloren al snel hun zelfvertrouwen en stelden lagere eisen en doelen. De eerste groep daarentegen bleef ferm overeind, zelfs bij tegenslagen, en hield met succes vast aan hoge doelen, met hogere opbrengsten tot gevolg.
Dit geldt in de klas eveneens, voor de leerlingen én voor jezelf. Jouw eigen self-efficacy doet er namelijk ook toe. Hoe meer vertrouwen je hebt in je eigen pedagogisch-didactische kwaliteiten, hoe beter je bent in het aansturen en stimuleren van je leerlingen. Bandura haalt in zijn artikel een onderzoek van collega’s aan waaruit blijkt dat onzekere leraren meer bezig zijn met klassenmanagement dan met de lesinhoud. Ze geven bovendien snel op bij het helpen van leerlingen en uiten vaker kritiek als leerlingen fouten maken. Leraren met veel zelfvertrouwen daarentegen zijn gefocust op het leren van leerlingen en weten hen adequaat te begeleiden. Kortom, zij creëren succeservaringen voor hun leerlingen.
Ook belangrijk is de cultuur in het team. Als jij en je collega’s het gevoel hebben dat jullie ertoe doen en dat jullie een verschil kunnen maken, dan werkt dat door in ieders handelen – en juist in dat van de leerlingen.
Bandura, A. (1993). Perceived self-efficacy in cognitive development and functioning. Educational Psychologist, 28(2), 117-148. |
Dit artikel verscheen in Didactief, december 2020.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven