Wist u dat… er niet alleen voor geletterdheid, maar ook voor mondelinge communicatie tussendoelen zijn opgesteld? Het Expertisecentrum Nederlands maakte op basis daarvan een nieuwe lerarenuitgave: Opbrengstgericht werken aan mondelinge taalvaardigheid. Wilt u zelf met mondelinge taalvaardigheid aan de slag? Laat u inspireren door filmpjes van verschillende onderwijssituaties: http://www.expertisecentrumnederlands.nl/projecten/videofragmenten.
In het basisonderwijs wordt in verhouding tot lezen weinig tijd en aandacht besteed aan schrijfvaardigheid. Aan de slag met het stimuleren van schrijftalent? Het vijf fasenmodel kan uitkomst bieden:
1. Oriëntatie op het onderwerp waarover de leerlingen gaan schrijven
2. Schrijfopdracht geven en lezerspubliek aangeven
3. Schrijven en hulp geven tijdens het schrijven
4. Bespreken en herschrijven van tekst
5. Verzorgen en publiceren van tekst
Digitale prentenboeken zijn effectief voor het vergroten van de woordenschat, zo blijkt uit verschillende onderzoeken van de universiteiten van Leiden en Nijmegen. Een digitaal prentenboek leent zich bij uitstek voor herhaling van het in de klas gelezen verhaal. Zelf aan de slag met digitale prentenboeken? Angélique de Haze verzamelde een reeks van digitale prentenboeken op haar online prikbord: http://m.pinterest.com/vlinder1977/digitale-prentenboeken/ Kijk ook op: http://prentenboek.yurls.net/nl/
3.000 - 4.000 is het aantal woorden dat kinderen kennen aan het begin van de basisschool.
15.000 is het aantal woorden dat kinderen kennen aan het einde van de basisschool.
12-15 letters kent een leerling gemiddeld aan het eind van groep 2, voordat het formele leesonderwijs begint. Elk schooljaar gaat een leerling sneller lezen; ook nog in de bovenbouw.
95% tekstdekking is nodig om een tekst goed te begrijpen.
5 - 15 woorden kunnen leerlingen op eigen kracht leren als in een tekst 100 onbekende woorden voorkomen.
Als een leerling excellent presteert op taal of als juist het tegenovergestelde aan de hand is, zegt dat iets over de vaardigheden van de leerling óf over de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Wilt u over dit laatste weten waar u staat als school en hoe groot het verschil is tussen de gewenste en de reële situatie? Maak een analyse met de tussendoelenmonitor en check of u op de goede weg zit met het taalonderwijs bij u op school: Stel ik de juiste doelen? Welke activiteiten organiseer ik om die doelen te bereiken? Hoe zorg ik voor differentiatie? En op welke wijze evalueer ik of de doelen bereikt zijn? Meer informatie: http://tools.expertisecentrumnederlands.
nl/tussendoelenmonitor
Is het mogelijk om al vóórdat een kind begint met lezen te voorspellen of hij
leesproblemen krijgt? Ja, tot op zekere hoogte wel, zo blijkt uit verschillende
onderzoeken van de Radboud Universiteit Nijmegen. De volgende vragen bieden
houvast:
Heeft de leerling moeite met het goed en snel benoemen van een reeks plaatjes of kleuren?
Vindt de leerling het moeilijk om onzinwoorden correct na te zeggen
Heeft de leerling moeite met taken zoals hakken en plakken?
Heeft de leerling moeite met het onthouden van letter- klankkoppelingen?
Als het antwoord op één of meer vragen ja is, houd dan de ontwikkeling van geletterdheid extra goed in de gaten door de leerling goed te observeren tijdens geletterde activiteiten (verhaal navertellen, eigen naam lezen, nieuwsgierigheid naar
lezen en schrijven).
Begrijpend lezen van hypertekst, dat valt nog niet mee, want bij elke hyperlink moet een leerling een beslissing nemen. Hoe kun je leerlingen helpen? Drie tips van Sabine Klois, promovendus aan het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Laat leerlingen bewust klikken.
Niets verleidelijker dan klikken op hyperlinks. Maar voor je het weet belandt je leerling in een oerwoud van teksten en websites die niet relevant zijn voor de opdracht. Zorg dat ze zich daar bewust van zijn.
Leer leerlingen hun vraag van tevoren goed te specificeren.
Laat ze een hoofdvraag maken en deelvragen en zorg dat ze van tevoren een lijst trefwoorden aanleggen waarop ze kunnen zoeken en een lijst websites maken waar ze met hun vraag terecht willen.
Maak leerlingen bewust van de verleidingen van het internet
Leuke plaatjes, foto’s, muziek en filmpjes leiden in de meeste gevallen vooral af van het verwerken van de informatie. Bied jonge kinderen teksten aan die minder afleiden, bijvoorbeeld via een webquest
(www.webquest.nl).
In een geletterde leeromgeving worden leerlingen uitgedaagd om te gaan lezen en schrijven. Hoe creëer je zo’n omgeving in de groepen 1 en 2?
Bied verschillend leesmateriaal aan: prentenboeken, reclamefolders, informatieve boeken, voorleesboeken, e.d.
Richt een lees- en schrijfhoek in en betrek die in activiteiten.
Maak materialen toegankelijk; breng de boeken en schrijfproducten zoveel mogelijk op ooghoogte.
Werk met een lettermuur.
Gebruik een digitaal schoolbord.
De taalontwikkeling bij tweelingen verloopt anders, trager dan bij eenlingen. De taalproductie komt later op gang en het taalgebruik wordt de eerste jaren gekenmerkt door een kleinere woordenschat en kortere en eenvoudigere zinnen. De taalachterstand verdwijnt geleidelijk naarmate de kinderen ouder worden en de sociale omgeving groter wordt. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat bij 40 procent van de tweelingen sprake is van een eigen taal, genaamd cryptophasia of idioglossia. Analyse van het eigen taaltje van tweelingen heeft uitgewezen dat er geen sprake is van een zelf bedacht geheim taaltje, maar dat de woorden te herleiden zijn tot combinaties of vereenvoudigingen van de moedertaal. Tweelingen blijken elkaars geluiden vaak te imiteren, waardoor zo'n taaltje ontstaat.
Dit artikel is verschenen in de Didactief-special Taaltalent, december 2012. Deze special is gemaakt in opdracht en met een financiële bijdrage van Expertisecentrum Nederlands en het Behavioural Science Institute van de Radboud Universiteit Nijmegen (BSI).
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven