Vierdejaars Pabo-studenten (LIO’s) brengen twaalf weken lang door op een basisschool. Alle taken van een leraar komen dan aan bod, waaronder klassenmanagement. Er bestaan verschillende definities van klassenmanagement, maar alle bevatten uitspraken over organisatorische maatregelen die een leraar neemt om orde in de klas te handhaven en om de aandacht en de betrokkenheid van de leerlingen vast te houden bij lesactiviteiten (Emmer & Stough, 2001). Door adequaat klassenmanagement zorgt een leraar voor een leeromgeving waarin de leerdoelen optimaal worden bereikt.
LIO’s hebben vaak moeite met klassenmanagement en wanneer zij als bevoegd leraar aan de slag gaan, kan dit tot uitval leiden (Pieterse-van-Dinther, 2011). Een belangrijke vraag voor iedere Pabo is daarom hoe klassenmanagementvaardigheden van studenten al tijdens de opleiding het beste ontwikkeld kunnen worden.
Een klas goed bekijken is een wezenlijk onderdeel van adequaat klassenmanagement. Ervaren leraar vertonen dergelijk kijkgedrag onbewust, maar in de coaching van LIO’s is het voor hen doorgaans heel lastig om hun kijkgedrag te verwoorden. Om het kijkgedrag van ervaren leraren expliciet te maken, gebruikt de Avans Pabo eye tracking. Wij hebben in een verkennende studie bekeken of de vastgelegde kijkpatronen van deze experts ingezet kunnen worden in klassenmanagementonderwijs.
Hoe observeert een ervaren leraar de klas? Kijkt zij eerst naar de kinderen waarvan zij weet dat ze opvallend en onaangepast gedrag vertonen of naar kinderen waarvan zij vermoedt dat ze niet meedoen in de les? Of kijkt ze naar situaties in de klas die kritisch zijn en het klassenklimaat kunnen verstoren? Bij het gebruik van eye-tracking worden de oogbewegingen van de deelnemer, door het registreren van de punten (fixaties) met een eye-tracker vastgelegd. Jarodzka en collega’s (2013) suggereren dat de kijkpatronen van experts, door gebruik te maken van eye movement modeling examples (EMME), gebruikt kunnen worden voor instructie (zie ook Jarodzka, Holmqvist, Gruber, 2017). De EMME bestaat in dit geval uit de opnamen van het kijkgedrag van zo’n ervaren leraar (cf. Van Gog, Jarodzka, Gerjets, & Paas, 2009). Deze dienen als modelgedrag waarbij de leraar verklaart, waarom zij zich op een situatie in de klas fixeert.
Voor het experiment hebben vier ervaren Pabo-docenten twee videofragmenten geselecteerd. Het eerste fragment diende als stimulus voor het experiment. Het tweede fragment werd gebruikt voor de eindmeting. Twintig tweedejaars pabostudenten, die zich vrijwillig hadden opgegeven, namen deel aan het onderzoek. Bij tien studenten werd gebruik gemaakt van een EMME. Zij bekeken de video, terwijl hun oogbewegingen zijn geregistreerd en in tweede instantie vergeleken met de eerder opgenomen oogbewegingen van een expert (de EMME). Vervolgens kregen deze studenten in de zesde onderwijsweek - tijdens het praktijkdeel van de beroepstaak - per email de zogenoemde scanpath toegestuurd. Hierin werd met één kleur het oogbewegingspatroon met de fixaties van de expert weergegeven en met een andere kleur het oogbewegingspatroon van de desbetreffende student. Iedere student moest vervolgens de oogbewegingspatronen vergelijken. Ook werd iedere student gevraagd om aan de hand van een vragenlijst te reflecteren op zijn/haar klassenmanagementervaringen tijdens de stage tot dan toe.
Aan het einde van de beroepstaak werden de kijkpatronen van studenten uit de EMME-groep tijdens de eindmeting vergeleken met die van tien studenten die het reguliere programma – zonder EMME - hadden gevolgd.
Tijdens de eindmeting bleek dat de kijkpatronen van de studenten in de EMME-groep weinig verschilden van de studenten in de controlegroep. De eersten vonden de EMME wel een waardevolle toevoeging op het onderwijs. Meer dan de helft van de groep nam zich voor bewuster te gaan kijken en een derde nam zich voor de aandacht meer te verdelen over de groep. Driekwart gaf aan dat hun kijkgedrag rustiger en bewuster was geworden door de EMME en de vergelijking in de scanpath; een kwart stelde dat hun kijkgedrag niet veranderd was.
Verder onderzoek is nodig om na te gaan of – en zo ja onder welke omstandigheden – het gebruik van EMME effect heeft op kijkgedrag gemeten via videofragmenten, en uiteindelijk op kijkgedrag en klassenmanagement in de klas zelf.
Hans van ’t Zelfde, Peter Verkoeijen, Anita Heijltjes werken bij het Lectoraat Brein en Leren, Avans Hogeschool
Literatuur
Berliner, D. C. (1988). The development of expertise in pedagogy. Washington DC: AACTE Publications.
Emmer, E., & Stough, L. (2001). Classroom management: A critical part of education psychology with implications for teacher education. Educational Psychologist, 36, . 103-112.
Jarodzka, H.,Holmqvist K., Gruber H. (2017). Eye tracking in Educational Science: Theoretical frameworks and research agendas. Journal of Eye Movement Research, 10, 1-18.
Jarodzka, H., Van Gog T., Dorr, M., K Scheiter K., & Gerjets, P. (2013). Learning to see: Guiding students' attention via a model's eye movements fosters learning. Learning and Instruction 25,62-70
Pieterse- van Dinther, H. (2011). Burn-out bij docenten. Utrecht, Universiteit Utrecht, Ivlos Lerarenopleiding
Van Gog, T., Jarodzka, H., Scheiter, K., Gerjets. P., Paas F.(2009). Attention guidance during example study via the model’s eye movements. Computers in Human Behavior 25, 785-791
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven