Nieuws

ERWD-protocollen: onbekend en weinig bruikbaar

Tekst Masja Lebouille
Gepubliceerd op 29-01-2020 Gewijzigd op 30-01-2020
Beeld Shutterstock
De ERWD-protocollen die het ministerie van OCW liet ontwikkelen, blijken in de praktijk slecht bruikbaar. Leraren vinden ze te ingewikkeld of weten helemaal niet dat ze bestaan. Ze hebben behoefte aan meer ondersteuning. Stel daarom duidelijke kaders voor reken-wiskundeonderwijs, concluderen onderzoekers. Ook een expertisecentrum zou kunnen helpen.

 

Een som op de vingers uitrekenen in groep zes, getallen omkeren in groep acht: het zijn signalen van ernstige rekenproblemen. Veel leraren hebben nog steeds moeite om leerlingen die vastlopen goed te begeleiden. Dat blijkt uit onderzoek van ResearchNed en Hogeschool Windesheim.

Weinig veranderd sinds 2016

Dat leraren in het duister tasten bij hardnekkige rekenproblemen, wordt al langer vermoed. Daarom liet het ministerie van OCW tussen 2011 en 2013 de protocollen Ernstige Reken-Wiskundeproblemen en Dyscalculie (ERWD) ontwikkelen. Deze waren bedoeld om leraren te helpen en grote achterstanden te voorkomen. In 2016 werden de protocollen geëvalueerd. Toen bleek al dat leraren meer concrete ondersteuning nodig hadden.

 

Slechts de helft van de leraren weet dat de protocollen bestaan 

 

ResearchNed en Hogeschool Windesheim onderzochten hoe het op dit moment in de praktijk met de rekenprotocollen gesteld is. Worden ze benut en geven ze leraren houvast? De onderzoekers spraken met tien experts van reken-wiskundeproblemen (rekendeskundigen, belangenorganisaties en kenniscentra) en namen digitale vragenlijsten af onder 630 leraren en onderwijsprofessionals. Van hen werkte de helft in het basisonderwijs, bijna een derde (31%) in het voortgezet onderwijs en krap een vijfde (19%) in het mbo. Bijna de helft was rekenspecialist of rekendocent (47%), ruim een derde een ‘gewone’ docent (35%) en 10% was zorgcoördinator of intern begeleider. Ook zijn enkele directie- en teamleden bevraagd.

 

Wat is dyscalculie?

Dyscalculie betekent letterlijk ‘niet kunnen rekenen’. Kinderen met dyscalculie hebben ernstige problemen met het aanleren en automatiseren van de basisvaardigheden van rekenen. Het is een complexe stoornis die vraagt om een speciale aanpak en tijdsinvestering van de leraar. Volgens schattingen heeft ongeveer 3% van de leerlingen dyscalculie.

 

Knelpunten

Uit het onderzoek blijkt dat slechts de helft van alle leraren weet dat de dyscalculieprotocollen bestaan. Niet meer dan een derde weet wat erin staat. Deze leraren, met name in het vo, gebruiken de protocollen meestal niet in hun lessen. In het basis- en middelbaar beroepsonderwijs pakken leraren de protocollen er vaker bij.
De meeste leraren, of ze de protocollen kennen of niet, vinden zichzelf goed in staat om kinderen met een normale rekenontwikkeling te begeleiden. Ze kennen de leerlijnen en weten hoe ze rekenproblemen kunnen signaleren. Het lukt ze daarentegen niet goed om leerlingen met ernstige rekenproblemen en dyscalculie te ondersteunen. Veel leraren voelen zich onbekwaam en zeggen dat ze meer ondersteuningstijd, materialen, hulpmiddelen en geld nodig hebben. Ook vragen ze om meer externe ondersteuning en behandeling van zorgleerlingen.
Ook hebben zij behoefte aan bijscholing, leraren krijgen hier naar eigen zeggen nog nauwelijks de kans voor. Scholen hebben vaak ook nog geen duidelijke, gemeenschappelijke visie op hun reken- en wiskundeonderwijs.
Uit het onderzoek blijkt ook dat de afschaffing van de rekentoets in het voorgezet onderwijs tot verwarring heeft geleid. Sommige scholen, ook in het mbo, besteden nu minder tijd aan rekenen of hebben het rekenonderwijs helemaal afgeschaft.

 

‘Te lijvig boekwerk’

De leraren die met de protocollen werken, vinden het moeilijk om deze te vertalen naar de praktijk. Zo omschreef een expert (wiens naam niet wordt genoemd) het als een ‘te lijvig boekwerk voor een gemiddelde rekendocent’, een ander (ook anoniem) noemde het ‘te complex’.
Scholen die de vertaalslag wel maken, gebruiken vooral instructiemodellen (het handelingsmodel en het drieslagmodel). Dit is met name het geval in het po en mbo. Er zijn daarnaast scholen waarin alleen de intern begeleider of rekenspecialist de protocollen gebruikt, bijvoorbeeld als naslagwerk.

 

 

 

 

Tips voor de praktijk

Hoe kan het beter? De onderzoekers geven ook adviezen. Beleidsmakers kunnen leraren bijvoorbeeld helpen door duidelijke kaders te schetsen over hoe goed rekenonderwijs eruitziet. Ook zou het helpen als er een expertisecentrum komt speciaal gericht op ernstige rekenproblemen. En lerarenopleidingen kunnen hun studenten nog beter voorbereiden op het begeleiden van kinderen met dyscalculie.
Scholen zelf kunnen een rekenspecialist of rekencoördinator aanstellen. Deze kan helpen om het vak rekenen prioriteit te geven en leraren te coachen. Onder leiding van zo’n specialist kan het team een heldere visie op rekenonderwijs ontwikkelen. En met goed rekenonderwijs voorkom je veel problemen.
Geef leraren meer professionele ruimte, luidt het advies aan schoolleiders, om scholing te volgen en om zelf didactische keuzes te maken. En ga met het hele team aan de slag om de kennis over dyscalculie te vergroten.

 

Clarie Ramakers, Anja van den Broek en Jarise Kaskens, Toepassing en werking van de protocollen ernstige reken- en wiskunde problemen in het onderwijs. ResearchNed/Hogeschool Windesheim, in opdracht van het ministerie van OCW, 2019.

 

Click here to revoke the Cookie consent