U spreekt in uw proefschrift over risicoleerlingen die getest worden. Waar hebben we het precies over?
‘Dat kunnen leerlingen met dyslexie zijn of leerlingen die opvallen door achterblijvende of juist bovengemiddelde prestaties in een bepaald leerdomein. Eerst houdt een leraar zo’n leerling in de gaten. Regelmatig volgt doorverwijzing naar een onderwijspsycholoog of orthopedagoog voor een intelligentietest. Er komt een testuitslag en dat is het dan. Het handelen van de leraar blijkt vaak nauwelijks te veranderen.’
Waar ligt dat aan?
‘Allereerst biedt een intelligentietest leraren geen duidelijke aanknopingspunten voor hun handelen. “Uw leerling heeft een IQ van 90. Punt.” Vaak vertelt de onderwijsprofessional nog wel of de leerproblemen vooral talig (verbaal) of niet-talig (perfomaal) zijn. Maar om daar als leraar wat mee te kunnen doen, is een interpretatieslag nodig. En die blijkt af te hangen van de opvattingen van mensen over intelligentie.’
Leg eens uit?
‘Is intelligentie aangeboren, aangeleerd of van beide wat? Als je de entity theory aanhangt, beschouw je intelligentie als een vaststaand gegeven. Dat bepaalt je interpretatie en vertaling van de test én het handelen. Immers, aan het getal dat uit de test rolt, kun je weinig veranderen, dat ligt buiten je invloed. Als je daarentegen, zoals in de incremental theory, intelligentie ziet als een leerproces, geloof je dat leercapaciteiten kunnen groeien. Leraren die dat geloven, passen hun handelen aan. Deze opvattingen over intelligentie zijn overigens impliciet en vaak onbewust.’
Welke opvatting is dominant in onderwijsland?
‘Opvallend veel leraren beschouwen intelligentie als onveranderbaar. Juist met passend onderwijs is het belangrijk om te geloven in leerpotentieel: iedere leerling kan beter worden. We zien dat het lesgeven aan leerlingen met leerproblemen niet zoveel verandert. Hooguit krijgt zoʼn kind in de pauze tien minuten extra om een taak af te maken of legt de leraar het nog een keer uit, maar wel op dezelfde manier. Dat zet niet zoveel zoden aan de dijk, het is effectiever om je handelen aan te passen.’
Geeft u eens enkele tips?
‘Ik heb makkelijk praten. Tijdens mijn onderzoek dacht ik ook: kunnen we dit wel vragen van leraren? Daarom heb ik een pilot op een school gedaan waarin bewustwording over hoe jij als leraar denkt over intelligentie centraal stond. Het blijkt echt een eyeopener voor mensen. Ik zag dat het team daarna ging nadenken over hoe het zijn handelen bij risicoleerlingen kan aanpassen. Collegiaal overleg blijkt heel belangrijk. Een belangrijk handvat is: geef minder directief en meer interactief les. Ga met een leerling in gesprek, laat hem vertellen hoe hij een taak oplost, dan krijg je zicht op hoe het in het hoofd van deze lerende toe gaat en kun je beter bijsturen.’
Je moet als leraar dus meer aanpakken paraat hebben?
‘Het is belangrijk om ook los van de methode les te kunnen geven. Bedenk steeds of die les wel is wat jouw leerling op dat moment nodig heeft. Ik zie het als taak van lerarenopleidingen om leraren daarop voor te bereiden. Wees je ervan bewust dat je echt een belangrijke invloed op het leerproces hebt.’
U had geloof ik ook nog een aanbeveling voor testontwikkelaars?
‘Jazeker! Ik vind dat ze niet alleen op technische validiteit moeten letten, maar ook op wat ik consequentiële validiteit noem: biedt de test handvatten voor praktische aanbevelingen aan leraren? Daar heeft de praktijk heel veel baat bij. Ik zie dat echt als de verantwoordelijkheid van testontwikkelaars.’
Marlous Tiekstra, ‘Fostering the Learning Potential of At-risk Students in the Classroom: Studies into the Consequential Validity of Dynamic Assessment.’ Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen, 2016.
Dit interview verscheen in Didactief, juni 2016.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven