Onderzoek

Eerste Hulp Bij... Het beste uit je leerling halen

Tekst Marjolein Torenbeek & Wietske Idema
Gepubliceerd op 11-11-2015 Gewijzigd op 21-02-2017
Leerlingen die er maar niet in slagen een koprol te maken of een som op te lossen en vervolgens totaal uit het veld geslagen zijn. Niet in staat om nog een poging te wagen. Hoe keer je het tij? De methode ZIPcoach biedt hulp.

Faalangst, motivatieproblemen, slecht kunnen samenwerken, niet kunnen omgaan met tegenslag, de leraar heeft de handen vol. Als onderzoekers van het Centre of Expertise Sport & Talent ontdekten wij dat je winst kunt boeken door tijdens de les te werken aan zelfregulatieve vaardigheden volgens ZIPcoach. Dit is een didactische methode waarmee je zelfregulatie in de sportpraktijk brengt. In de huidige situatie stippelt een trainer vaak nauwkeurig een route uit, die gevolgd wordt door de sporters die hij onder zijn hoede heeft. Het werken aan zelfregulatie legt meer verantwoordelijkheid bij die sporter. Het gaat daarbij om reflecteren, doelen stellen, plannen, monitoren en evalueren. Trainers en docenten zijn gewend om tips en directe feedback te geven. Met ZIPcoach gaan we meer uit van vragen stellen en is het aan de sporter om na te denken over de antwoorden.

Efficiënt werken aan gedragsverandering

Hoe kun je als docent de ontwikkeling en prestaties van leerlingen tijdens je lessen optimaal beïnvloeden? Wij voerden de afgelopen jaren een aantal studies uit in de top- en breedtesport en in het bewegingsonderwijs, in samenwerking met het Centrum voor Bewegingswetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen. Ons onderzoek wijst erop dat zelfregulerend gedrag leidt tot een snellere ontwikkeling en uiteindelijk betere prestaties in de lessen LO. Je ziet het gebeuren: leerlingen luisteren beter naar de uitleg van de docent, gaan direct na de uitleg aan de slag, stellen vragen over de oefening en passen op eigen initiatief de oefening of de opdracht aan. Ook durven ze meer fouten te maken. Hierdoor leren ze efficiënter en gaan ze sneller vooruit. Hun intrinsieke motivatie en zelfvertrouwen groeien.

Bewust van leerproces

De hamvraag is natuurlijk: Hoe krijg je dat voor elkaar? Door leerlingen te stimuleren bewuster om te gaan en meer verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leerproces. Concreet: Een leerling weet van zichzelf wat hij binnen een bepaalde oefening - zoals het leren van de 'tipsalto' - al goed kan (waar hij moet afzetten), wat nog niet (te snelle aanloop) en bedenkt hoe hij zichzelf kan verbeteren tijdens een oefening (langzamer starten en handen beter neerzetten) en denkt hier voor, tijdens of na de oefening over na. Bewust en proactief leergedrag kun je stimuleren door leerlingen uit te dagen én te ondersteunen bij het nadenken over hun eigen (bewegings)uitvoering voor, tijdens en na de oefeningen. Geef dus geen tips, maar vraag leerlingen hoe zij denken de sprong te kunnen verbeteren.

Zelfregulatieve vaardigheden

Aan de basis van zo'n bewust leerproces ligt een zelfregulatieve vaardigheid: reflecteren. Het laat de leerling terugkijken: wat ging er goed? (aanloop) Wat ging minder goed? (ik zette mijn handen niet goed neer). Leerlingen die dit doen, weten wat en waarom zij iets goed kunnen en waar zij nog beter in kunnen worden. Ze zijn in staat dit te analyseren.

leerling die niet oplet Deze kennis gebruiken zij om zichzelf een doel te stellen, bijvoorbeeld 'de volgende keer dat we weer gaan basketballen wil ik nog beter de lay-up leren' en om na te denken over hoe ze dit gaan aanpakken (door het maken van een actieplan). Tijdens het uitvoeren van de oefening stellen zij zichzelf de vraag hoe het werken aan hun doel gaat (monitoren) en hoe dit komt (reflecteren), zodat zij eventueel hun aanpak kunnen aanpassen. Na afloop denken zij na hoe het werken aan hun doel is gegaan (evalueren) en wat dit betekent voor de volgende keer (reflecteren). Dit vormt de basis voor een nieuwe doelstelling en daarmee is de cirkel rond.

Nieuw gedrag

Doordat iedere leerling tijdens de lessen gericht bezig gaat met een persoonlijke doelstelling en actieplan, voortdurend bijhoudt hoe het gaat en leert bij te sturen wanneer nodig, wordt hij bewuster van zijn eigen ontwikkeling. Dit leidt tot efficiënter leren. Met het monitoren van zijn voortgang merkt hij kleine ontwikkelingen eerder op. Hierdoor beleeft hij eerder succeservaringen en nemen zijn intrinsieke motivatie en vertrouwen in eigen kunnen toe. Hierdoor zal hij geneigd zijn ander/ nieuw gedrag te vertonen, zoals vragen stellen over de uitvoering van de oefening of opdracht, of de beschikbare lestijd optimaler benutten. Leraren kunnen leerlingen eenvoudig helpen deze zelfregulatieve vaardigheden te ontwikkelen tijdens de lessen. Bijvoorbeeld terwijl de leerling in de rij staat voor de tipsalto. 'Maartje, waar ga jij extra op letten?'
 

ZIPcoach in 3 fasen:
1.
Voorbereidingsfase Daag leerlingen uit na te denken over het doel waaraan ze willen werken tijdens de oefening en de manier waarop ze dat willen doen.
2. Uitvoeringsfase Laat leerlingen aan de slag gaan met hun doel, waarbij je ze stimuleert te monitoren en te reflecteren.
3. Verbeterfase Stimuleer leerlingen om na te denken over hoe het werken aan het doel is gegaan en welke lessen ze hieruit trekken voor de volgende keer. ZIPcoach is eenvoudig af te stemmen op het werken met groepen leerlingen en sluit aan bij verschillende ontwikkelingsniveaus: met varianten voor jongere en onervaren leerlingen, maar ook voor de oudere leerlingen die al meer ervaring hebben met zelfregulatie. Ook wanneer je werkt met videofeedback of videoanalyse kan ZIPcoach helpen om het beste uit jouw leerlingen te halen.

 

Werken aan intrinsieke motivatie in het PO

kind op de trampolineIn een onderzoek van het Centre of Expertise Sport & Talent, uitgevoerd in het basisonderwijs, werkten 58 leerlingen uit groep 6 en groep 8 van basisschool De Hinkstap in Wanroij gedurende vijf weken onder leiding van de leraar aan zelfregulatieve vaardigheden. Een tweede leraar begeleidde 67 leerlingen in een controlegroep. In de zelfregulatiegroep stond in de eerste drie weken de wendsprong centraal en in de laatste twee weken de koprol. Iedere week stelde de leraar drie doelen op (doel 1: Ik kan met twee voeten in de trampoline staan en heb twee handen op de kast. Na drie keer springen in de trampoline land ik met beide knieën op de kast) die aansloten bij de verschillende beweegniveaus binnen de klassen. De leerlingen werd gevraagd hieruit een doel te kiezen waaraan zij tijdens dat lesdeel wilden werken. Tijdens de oefening liep de leraar rond en stelde individuele leerlingen en groepjes vragen gericht op het monitoren van de eigen vooruitgang. Hij liet bovendien de leerlingen hun eigen uitvoering vergelijken met een afbeelding van de juiste beweging en korte instructies (bijvoorbeeld 'kin op de borst') op een poster. Het effect van deze interventie werd onderzocht met behulp van een vragenlijst over motivatie die werd afgenomen vóór en na de interventie. Leerlingen die werkten aan zelfregulatie waren na afloop van de interventie significant intrinsiek gemotiveerder voor de lessen LO. De 67 leerlingen die niet aan zelfregulatie werkten, maar gedurende deze periode dezelfde oefeningen uitvoerden, lieten geen verandering zien.

Beter leren omgaan met verlies in het VO

In hoeverre kun je als leraar de wijze waarop leerlingen omgaan met verlies beïnvloeden? Door hun zelfregulatieve vaardigheden te bevorderen. Dat bleek uit één studie van het Centre of Expertise Sport & Talent. Leraren observeerden twintig leerlingen uit vier havo 3- en havo 4-klassen van het Isala College uit Silvolde en het Rietveld Lyceum uit Doetinchem. Ze brachten in kaart hoe leerlingen tijdens de softballes omgingen met verlies. Leerlingen die er de meeste moeite mee hadden, werkten vervolgens gedurende zes weken aan een persoonlijk doel en actieplan gericht op positief gedrag in wedstrijdsituaties. Tijdens deze weken werden wedstrijdjes gevoetbald, gehockeyd en gesoftbald. De docenten stelden deze leerlingen monitor-, evaluatie- en reflectievragen over verlies tijdens en na de oefeningen. Na afloop bleek de interventiegroep significant vaker de bal af te spelen, zich beter aan de regels te houden, beter tegenslagen te verwerken en minder snel het bijltje erbij neer te gooien. Docent Dirk Siemes: "Een leerling die voorheen weinig rekening hield met medeleerlingen, zag ik tijdens de softballes ineens regelen dat iedereen even vaak aan de beurt kwam en hij zelf niet steeds vooraan stond om vooral maar zoveel mogelijk ballen weg te kunnen slaan."

Ouders aan ZIP
Torenbeek en Idema spreken trainers en docenten aan, maar niet in de laatste plaats ook ouders van sportende kinderen. Zelfregulatie werkt ook voor de vader die met zijn zoon of dochter achter in de tuin een balletje trapt. "Ouders zijn naast heel enthousiast vaak ook best sturend. Kinderen zelf iets meer na laten denken over hoe ze kunnen passen werkt heel goed. Die bal komt echt wel terug."

Het boek Zelfregulatie in de Sportpraktijk
In het boek staan varianten waarmee trainers en docenten aan de slag kunnen met één sporter binnen een groep, of de hele groep tegelijkertijd. ZIPcoach werkt overigens niet alleen bij teamsporten. Tijdens het onderzoek waren er bijvoorbeeld ook positieve resultaten in het tafeltennis en de triatlon. Het boek is is te bestellen via www.sportsmedia.nl.


Meer informatie? Kijk op www.han.nl/sportentalent of www.goudenkansen.eu Volg ZIPcoach op twitter via @ZIPcoach_NL. Contact: [email protected] en [email protected]

Wietske Idema en Marjolein Torenbeek, beiden docent, trainer en onderzoeker in de (top)sport en het bewegingsonderwijs en werkzaam bij HAN Sport & Bewegen begeleiden trainers, coaches, leraren en studenten bij het opzetten en uitvoeren van programma's voor talentontwikkeling.

Dit artikel is verschenen als onderdeel van de Didactief-special Sportief Talent (november 2015). Deze special is gemaakt in opdracht en met financiële bijdrage van het Centre of Expertise Sport & Talent van de HAN.

3 november 2015

Verder lezen

1 Sportief talent

Click here to revoke the Cookie consent