Nieuws

Een passende plek voor iedereen?

Tekst Eline Geus
Gepubliceerd op 16-12-2016 Gewijzigd op 13-02-2017
Scholen moeten zich specialiseren in hun ondersteuningsaanbod, maar doen dat niet uit angst voor minder leerlingen. Schoolbesturen worstelen met hun dubbelrol in het bestuur van het samenwerkingsverband. En Dekker strijdt verder tegen bureaucratie en thuiszitters.

Begin december verschenen acht nieuwe onderzoeken van het NRO over passend onderwijs. Ook de Onderwijsraad kwam met een advies. Staatssecretaris Dekker schreef op basis hiervan een tiende voortgangsrapportage in een brief aan de Tweede Kamer. Hij behandelt drie punten:

  • een gevarieerder ondersteuningsaanbod door betere samenwerking

  • het realiseren van een dekkend aanbod en randvoorwaarden door samenwerkingsverbanden

  • leerplichtcijfers en een aanpak om het aantal thuiszitters te verminderen.

Gevarieerder aanbod

Scholen voelen meer vrijheid dankzij passend onderwijs, zo concludeert Dekker. Ze vinden het fijn dat het budget voor ondersteuning niet meer verbonden is aan een leerling. Dat maakt maatwerk makkelijker. Het regulier en speciaal onderwijs werken dankzij passend onderwijs meer samen. Ze benutten elkaars expertise. Scholen zijn daarnaast overwegend positief over de samenwerking tussen het zorgteam en de jeugdhulp van de gemeente.

Dekker lijkt één en al positief, maar de Onderwijsraad wijst erop dat er niet automatisch een dekkend ondersteuningsaanbod ontstaat binnen een samenwerkingsverband (swv). Scholen specialiseren zich niet. Dekker haalt een paar voorbeelden van scholen aan en zegt het beeld van de Onderwijsraad niet te herkennen. Heeft hij teveel pareltjes gezien en de ‘gewone’ scholen uit het oog verloren?

Niet specialiseren uit angst
Ton Eimers, Guuske Ledoux en Ed Smeets signaleren in de casestudy naar samenwerkingsverbanden in het po dat er geen specialisatie en afstemming in het ondersteuningsaanbod is. ‘In [swv] A: […] Bij het opstellen van de schoolondersteuningsprofielen was het oorspronkelijk de bedoeling om daarmee ook naar een dekkend aanbod te streven, maar de hoofdproblemen – ADHD en autisme – komen op alle scholen voor. Je kunt je als school niet op een bepaalde groep richten, zo stelt een van de schoolleiders. Dat heeft ook met de krimp te maken. De schoolondersteuningsprofielen van de basisscholen lijken dus erg op elkaar. Ook in [swv] B worden de eerder gemaakte schoolondersteuningsprofielen binnenkort al weer bijgesteld. […] Er zijn ook hier geen afspraken gemaakt binnen het samenwerkingsverband over welke school welke specifieke expertise zou moeten hebben. De scholengroepen die in dit samenwerkingsverband hun eigen beleid voeren, willen liever niet werken met specialismes per school omdat ze vrezen dat dat een effect zou kunnen hebben op het aantal aanmeldingen per school. Gezien de leerlingenkrimp in de regio is dat een kwetsbaar punt. Eén van de ib’ers zou daar echter wel voor zijn: “Lijkt me handig. Het zou kunnen helpen bij een goede verdeling van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben over scholen.” Die verdeling wordt nu te ongelijk gevonden. In D is ook sprake van een vaste structuur voor de schoolondersteuningsprofielen. Die zijn ook allemaal bij het samenwerkingsverband geregistreerd en openbaar. Net als elders lijken de profielen sterk op elkaar. Ook hier is dit vanwege de vrees dat specialisatie nadelig kan uitpakken voor leerlingaantallen.’
Passend onderwijs in de praktijk Casestudies in het primair en voorgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. Ton Eimers, Guuske Ledoux en Ed Smeets, 2016

Dekker noemt wel regionale verschillen in de ondersteuning en de toewijzing ervan. De Onderwijsraad noemt deze verschillen zorgelijk, maar Dekker ziet ze als de kern van passend onderwijs. Volgens hem mogen de verschillen er zijn ‘zolang het uitgangspunt is dat er in elke regio voor elk kind een passende plek is’, zo schrijft hij in zijn kamerbrief.

evaluatie van passend onderwijsToch zijn er ook volgens Dekker wel wat aandachtspunten. Zo moeten leraren meer en beter ondersteund worden om passend onderwijs draaiend te houden. Leraren voelen zich overvraagd en hebben te weinig tijd om alle leerlingen goed te begeleiden. Schoolleiders zeggen dat hun leraren extra geschoold zijn en in kansen voor kinderen denken, in plaats van beperkingen.

Hoe kan volgens Dekker het ondersteuningsaanbod verbeterd worden? Hij wil dat scholen met hun leraren het schoolondersteuningsprofiel aanpassen, zodat leraren zich eigenaar voelen en er een specialistisch aanbod komt. Daarnaast scholen moeten hun leraren met een SEN-master beter inzetten. En de lerarenopleidingen moeten volgens Dekker nieuwe leraren beter voorbereiden voor passend onderwijs. Maar de meeste lerarenopleidingen zeggen dat ze hun curriculum al hebben aangepast. De belangrijkste competenties voor passend onderwijs zijn volgens hen het uitgaan van en omgaan met verschillen in de klas.

Passend onderwijs in de lerarenopleiding
Dolf van Veen, Pauline Huizenga en Paolo van der Steenhoven van Hogeschool Windesheim onderzochten hoe lerarenopleidingen zich aanpasten om studenten voor te bereiden op passend onderwijs. Zij vroegen onder andere waar lerarenopleidingen in het curriculum de aandacht op vestigen. Meer dan de helft heeft bij het aanpassen van het curriculum een groot accent gelegd op deze onderwerpen (van groot naar klein accent): differentiëren, omgaan met gedragsproblemen, klassenmanagement voor het omgaan met verschillen, leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften begeleiden, en omgaan met zeer diverse groepen. Vooral pabo’s, tweedegraads opleidingen en de master SEN heeft hier aandacht aan besteed. 57% van alle opleidingen heeft geen of nauwelijks aandacht voor samenwerking met jeugdzorgorganisaties. Slechts de helft van de opleidingen (59 tot 51%) besteedt aandacht aan onderwijs aan verstandelijk beperkte leerlingen, praktijkervaring in het speciaal onderwijs, ict voor passend onderwijs en het voeren van oudergesprekken over handelingsplanning.
Passend onderwijs en de lerarenopleidingen. Thematische casestudy naar de wijze waarop lerarenopleidingen hebben gereageerd op de invoering van passend onderwijs. Dolf van Veen, Pauline Huizenga, Paolo van der Steenhoven

Communiceren met ouders is ook een aandachtspunt, volgens Dekker. Ouders hebben door passend onderwijs hogere verwachtingen van de school, omdat er meer individueel maatwerk mogelijk is voor hun kind. Maar het is voor ouders ook onduidelijker geworden wat ze van de school kunnen vragen. Hier zou het schoolondersteuningsprofiel houvast moeten bieden, maar dat is niet specifiek genoeg.

Randvoorwaarden: papierwinkel en portemonnee

De bestuurlijke structuur van de swv blijft een heikel punt. Schoolbesturen besturen het swv en houden er ook toezicht op. Een slager die zijn eigen vlees keurt, is natuurlijk lastig. Maar bestuur en toezicht scheiden, kan er voor zorgen dat het schoolbestuur op afstand van het swv komt te staan. Dekker wijst erop dat de PO-Raad en VO-raad schoolbesturen hierbij kunnen helpen.

bureaucratieBureaucratie verminderen is een van de doelen en randvoorwaarden van passend onderwijs. Helaas ervaren nog veel leraren en scholen bureaucratie. De papierwinkel duikt vooral op bij het aanvragen van toelaatbaarheidsverklaringen voor (v)so scholen die met veel samenwerkingsverbanden samenwerken, het schrijven van een ontwikkelingsperspectief, en het afstemmen van onderwijs en zorg. Dekker benadrukt dat we regels kunnen verminderen en verwijst naar voorbeelden op de website van passend onderwijs (www.passendonderwijs.nl). Scholen kunnen volgens hem ook meedoen met ‘Operatie Regels Ruimen’ om met een expert te kijken hoe ze regels kunnen verminderen om makkelijker en efficiënter te werken.

Zoals al eerder deze maand bleek, geven swv niet hun hele budget voor passend onderwijs uit. Uit hun jaarverslagen blijkt dat swv in het po gemiddeld 9% en in het vo 10% van de middelen niet in zet. Soms zijn reserves handig, maar die moeten dan wel goed verantwoord worden in het jaarverslag. Dekker probeert dit op verschillende manieren te stimuleren en laat bijvoorbeeld de inspectie bij het financieel toezicht van schoolbesturen en swv ook de inzet van middelen voor extra ondersteuning bespreken.  

Minder leerlingen naar so
Het klopt niet dat samenwerkingsverbanden die minder geld kregen dan voor passend onderwijs ook minder leerlingen naar het so stuurden. Dit schrijven Guuske Ledoux en Pjotr Koopman in een factsheet over het aantal leerlingen in het speciaal en regulier onderwijs. ‘Er is in samenwerkingsverbanden zeker geen één op één relatie tussen negatieve verevening en een dalend aandeel leerlingen in het sbo en so, of andersom. De algemene trend is eerder dat leerlingen (recent) vaker in het regulier onderwijs blijven, zowel in samenwerkingsverbanden met een positieve als met een negatieve verevening. Vooral in het po is dit het geval.’
Factsheet 1: Leerlingen in speciaal en regulier onderwijs Periode 2011-12 tot en met 2015-16 Aantal leerlingen in speciaal en regulier onderwijs en leerlingstromen tussen speciaal en regulier onderwijs,  Pjotr Koopman, Guuske Ledoux

aantal leerlingen uit basisonderwijs naar speciaal onderwijs

aantal leerlingen uit voortgezet onderwijs naar speciaal onderwijs

Meer of minder thuiszitters?

Het grootste deel van Dekkers rapportage gaat over thuiszitters. Ondanks de boodschap van de Onderwijsraad om het succes van passend onderwijs aan meer dan alleen thuiszitters te meten. Dekker komt met een gemengde boodschap. Positief is dat het aantal absolute thuiszitters (kinderen die niet ingeschreven staan bij een school) afneemt, dit schooljaar met 14%. Maar het aantal langdurig relatieve thuiszitters nam toe met 7%.  31% Van de absolute thuiszitters zit langer dan drie maanden thuis en van de langdurig relatief verzuimers is dat maar liefst 60%. Het aantal vrijstellingen van de leerplicht wegens psychische of lichamelijke problemen stijgt, met 9%.

aantal thuiszittershoelang zitten thuiszitters thuis?

Dekker wijst op de grote regionale verschillen in deze cijfers. Volgens hem zijn de cijfers vooral veranderd doordat verzuim beter wordt geregistreerd, er op andere manieren wordt geteld en er andere definities gebruikt worden. Zo telde gemeente Amsterdam afgelopen schooljaar de kinderen die (zeer vermoedelijk) in het buitenland zaten niet meer mee als absolute verzuimers. En een andere gemeente telt bij de langdurige relatieve verzuimers ook de langdurig zieke kinderen mee. Dat geeft een vertekend beeld. Over het algemeen zijn, volgens Dekker, gemeentes hun thuiszitters en kinderen met vrijstelling beter gaan volgen. Het is nog te vroeg om in deze evaluatie al resultaten van het Thuiszitterspact te zien.

Volgens de inspectie heeft de helft van de swv afgesproken wie doorzettingsmacht heeft: wie de knopen mag doorhakken bij problemen met de plaatsing van een thuiszitter. Dekker start met een wetsvoorstel waarin het verplicht wordt om in het oogo tussen de swv en de gemeente af te spreken wie de doorzettingsmacht heeft. 

Bronvermelding

1 Alle evaluatierapporten van passend onderwijs op een rij

Verder lezen

1 Passend onderwijs past nog niet

Click here to revoke the Cookie consent