Tijdens een geschiedenisles in groep 8 kijkt leerling Thijs naar de tijdbalk die voorin het lokaal hangt. Vervolgens vraagt hij: ‘Juf, hebben kinderen in China dezelfde tijdbalk als wij?’
De vraag van Thijs duidt erop dat hij zich aan het inleven is. Een vaardigheid die heel belangrijk is tijdens de geschiedenisles. Uit onderzoek blijkt dat leerlingen vaak met een hedendaagse blik naar het verleden kijken. Hierdoor kunnen ze sommige historische gebeurtenissen maar moeilijk verklaren. Als de Tweede Wereldoorlog wordt behandeld, begrijpen deze leerlingen niet dat zo veel Duitsers in de jaren 1930 op Adolf Hitler stemden. Want Hitler was toch een heel slecht mens en door hem brak de Tweede Wereldoorlog toch uit? Wie kijkt naar de omstandigheden in Duitsland destijds beseft dat het er economisch heel slecht ging en dat veel Duitsers ontevreden waren. Dat kan verklaren dat die mensen zich aangetrokken voelden tot Hitler.
Kwaliteitsimpuls
De laatste jaren is er in het geschiedenisonderwijs veel aandacht voor contextualiseren. Dat is de vaardigheid om zich te verplaatsen in het verleden. Hoe dachten mensen toen? Wat waren de waarden en normen? Kunnen leerlingen zich oriënteren in de tijd en zijn zij al een beetje in staat om gebeurtenissen in het verleden in een historische context te plaatsen? Hiernaar wordt op dit moment wetenschappelijk onderzoek gedaan door de onderzoeksgroep VEKOBO (Vakdidactische Expertisenetwerken: Kwaliteitsimpuls voor Opleiding, Beroep en Onderwijs). VEKOBO werd in 2010 in het leven geroepen op initiatief van O3: een samenwerkingsverband waarin, naast alle noordelijke lerarenopleidingen (pabo en eerste- en tweedegraads lerarenopleidingen) ook een belangrijk deel van het noordelijk scholenveld, zowel primair- als voortgezet onderwijs, is vertegenwoordigd. Een vijftal vakdidactische netwerken, biologie, Engels, geschiedenis, Nederlands en wiskunde, ging op 15 september 2010 van start. Doel is de expertise en academische vaardigheden van leraren te vergroten, waardoor niet alleen het niveau van het onderwijs stijgt, maar ook het beroep van leraar aantrekkelijker wordt gemaakt.
De onderzoeksgroep is begonnen met een nulmeting, zodat zichtbaar wordt hoe het met het historisch inlevingsvermogen van jongeren tussen de 10 en 18 jaar is gesteld en wat de verschillen per niveau zijn. Met dat doel voor ogen is een test uitgezet onder ongeveer 1500 leerlingen van de hoogste klassen van de basisschool tot en met 5 havo en 6 vwo.
In de test worden vragen gesteld over de Duitse Hannes (20). Het is 1930 en het schoenfabriekje van zijn vader staat door de economische crisis aan de rand van de afgrond. Veel banen staan op de tocht en verkiezingen staan voor de deur. Hannes vindt het hoog tijd dat Duitsland wordt geregeerd door iemand die daadwerkelijk de leiding neemt...
De leerling moet in deze test de overweging van Hannes ‘waarderen’. Betrekt hij de historische context daarbij of laat hij zich alleen leiden door wat hij hier en nu om zich heen ziet?
Uit het onderzoek blijkt dat leerlingen zich beter kunnen verplaatsen in het verleden naarmate zij ouder worden. Toch is er ook een deel van de bovenbouwleerlingen dat zich moeilijk kan inleven; bij deze groep is voor docenten dus nog veel winst te behalen. Na de derde klassen (havo en vwo) krijgen leerlingen het contextualiseren beter onder de knie, maar tussen de vierde en de vijfde klas (havo en vwo) stagneert de ontwikkeling van leerlingen wat betreft het inlevingsvermogen. Leerlingen met een hogere Cito-score kunnen zich beter verplaatsen in personen uit het verleden dan leerlingen die lager scoren en jongens kunnen zich over de hele linie iets beter inleven in het verleden dan meisjes. Tot slot: leerlingen die meer over het onderwerp weten, zijn beter in staat zich te verplaatsen in personen uit het verleden. Ook daar ligt dus een schone taak voor geschiedenisdocenten.
Het onderzoek laat zien dat docenten het vermogen van leerlingen om zich in te leven in het verleden kunnen beïnvloeden. Daarvoor is dit een handig puntenlijstje:
Zorg voor een veilig leerklimaat.
Laat leerlingen in groepen werken en discussiëren.
Geef duidelijke uitleg bij de behandeling van historische onderwerpen.
Laat leerlingen hardop denkend opdrachten en vragen maken.
Gebruik zo veel mogelijk (audio)visueel materiaal in de klas.
Jorieke Hofstede en Carolina Koops zijn leraar basisonderwijs. Erwin Eeftink is docent op de Pabo in Leeuwarden. Paul Holthuis is als vakdidacticus geschiedenis verbonden aan de Universitaire Lerarenopleiding van de Rijksuniversiteit Groningen.
Tim Huijgen is als vakdidacticus geschiedenis verbonden aan de Universitaire Lerarenopleiding van de Rijksuniversiteit Groningen en als docent geschiedenis aan het H.N. Werkman College in Groningen.
Dit artikel verscheen in Didactief, oktober 2012.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven