1. In elk klaslokaal is een computer aanwezig.
a. ja, in elke klas heeft elke leerling een computer/ipad/laptop tot zijn beschikking.
b. ja, in elke klas staat minimaal één computer.
c. nee, we hebben een computerlokaal.
2. Ik vind een digitaal rijbewijs belangrijk.
a. ja, ik moet als leraar digitaal vaardig zijn.
b. nee, onzin, ik ben een prima leraar zonder digitaal rijbewijs.
c. ja, op termijn wil ik digitaal vaardiger worden.
3. Leerlingen werken zelfstandig of in groepjes aan computeropdrachten.
a. ja, iedere week.
b. ja, soms.
c. nooit.
4. Leerlingen zoeken zelfstandig of in groepjes extra informatie over de behandelde lesstof op internet op.
a. ja, iedere week.
b. ja, soms.
c. nee, nooit.
5. Mijn leerlingen weten hoe en waar ze betrouwbare informatie op het internet moeten zoeken. Dat leren ze in de klas.
a. ja, dat weten ze door mijn lessen over internetgebruik.
b. ja, maar dat heb ik ze niet geleerd.
c. nee, mijn leerlingen hebben daar geen ervaring mee.
6. Ik bespreek in de klas de ‘gevaren’ van het internet.
a. ja, regelmatig.
b. ja, soms.
c. nee, nooit.
7. Onze school beschikt over een aantal tablets met educatieve apps. Bijvoorbeeld om leerlingen te laten oefenen voor vakken waarbij ze achter lopen.
a. ja, er wordt veel gebruik van gemaakt.
b. ja, we hebben ze wel, maar…
c. nee, we hebben geen tablets ter beschikking
8. Mogen leerlingen functioneel gebruik maken van hun smartphone tijdens de les of moeten ze ’m in hun tas laten op school?
a. ja, leerlingen moeten hun smartphone gebruiken bij bepaalde lessen.
b. ja, soms.
c. nee, telefoons blijven in de tas.
9. Schoonschrijven of typen?
a. typen, alle leerlingen halen op school hun typdiploma.
b. leerlingen leren typen én schoonschrijven.
c. ik leer mijn leerlingen schoonschrijven.
10. Als leraar werk ik alleen uit het methodeboek
a. nee , ik ontwikkel zelf lesmateriaal.
b. soms ontwikkel ik zelf materiaal bij het boek.
c. ja, ik volg de methode van a z.
11. Ik vind frontaal lesgeven belangrijk.
a. mijn leerlingen leren thuis online de les en maken in de klas hun huiswerk.
b. ik wissel werkvormen af, frontaal en coöperatief leren.
c. mijn leerlingen leren meer als ik frontaal les geef.
12. Ik leer mijn leerlingen websites bouwen.
a. ja, ik leer leerlingen websites bouwen.
b. nee, ik leer leerlingen alleen websites beoordelen.
c. nee, ik leer leerlingen boeken lezen.
13. Onze school is actief op social media.
a. ja, we hebben een Facebookpagina en/of een Twitter-account en gebruiken deze social media-kanalen vaak.
b. ja, we hebben een Facebookpagina en/of een Twitter-account, maar er wordt weinig gebruik van gemaakt.
c. nee, we zijn niet actief op social media.
14. Ik ben als leerkracht actief op LinkedIn om mijn ervaringen en expertise te delen met collega’s.
a. ja, ik ben actief op LinkedIn en discussieer graag met collega’s.
b. ja, ik heb wel LinkedIn, maar…
c. nee, ik heb geen LinkedIn.
15. Als leerkracht ben ik actief bezig op het internet door het bijhouden van een blog.
a. ja, ik heb een blog en deel daar graag mijn ervaringen.
b. nee, ik heb geen blog maar lees wel veel blogs van collega’s.
c. nee, ik heb geen blog en lees geen blogs.
16. Is er internettoegang in het gehele schoolgebouw?
a. ja, in alle lokalen in internettoegang.
b. nee, alleen in het computerlokaal.
c. nee, alleen in enkele lokalen.
Meestal a > Gefeliciteerd. Je bent goed bezig! Jouw leerlingen worden klaargestoomd voor de 21e eeuw. Zelf ben je ook goed op de hoogte van ontwikkelingen. Heb je er wel eens aan gedacht je ervaringen te delen met collega’s? Zo maak je ook hen enthousiast voor nieuwe ontwikkelingen!
Meestal b > Je bent op de goede weg, je bent op de hoogte van de ontwikkelingen en middelen die beschikbaar zijn om goed voorbereid de 21e eeuw in te gaan. Maar het kan wel wat actiever. Maak gebruik van de mogelijkheden die je hebt en ga ervoor!
Meestal c > Er valt voor jou nog heel wat terrein te winnen op het gebied van nieuwe media en de klas. Ga op onderzoek uit, lees en leer over wat digitale ontwikkelingen kunnen betekenen voor jouw onderwijspraktijk. Zo bereid je jouw leerlingen en jezelf voor op de 21e eeuw. Succes!
Waar (basisschool)leerlingen van de 21e eeuw (via nieuwe media) toe in staat zijn:
• ideeën en kennis delen met anderen, effectief en efficiënt in teamverband werken via ICT & sociale media (online samenwerken).
• nieuwe informatie en inzichten combineren met aanwezige kennis via ict & sociale media (kennisconstructie, co-creatie).
• als groep projectmatig werken om te komen tot een concreet product (planmatig werken).
• oplossingen vinden voor nieuwe problemen gebruikmakend van de kracht van een community (probleemoplossend denken, creativiteit, crowdsourcing).
• persoonlijke informatiestrategie ontwikkelen om op een kritisch zinvolle wijze de toevloed aan digitale informatie te kunnen beheersen (digitale geletterdheid).
• informatie in context plaatsen en de waarde van informatie inschatten in een steeds veranderend medialandschap (mediawijsheid).
• online content ontwikkelen en weten hoe je het beste de boodschap online kan overbrengen (contentcreatie) inzicht hebben in het eigen mediagebruik om op basis daarvan weloverwogen keuzes te maken (online gedrag).
Deze test is verschenen in onze special Onderwijs in de 21e eeuw. Klik hier om de hele special te downloaden.
mei 2013
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven