‘Net als in het regulier onderwijs zie je dat leerlingen in het speciaal onderwijs steeds meer met smartphones bezig zijn, soms lijkt het echt 24 uur per dag.’ Peter Nikken, lector Jeugd & Media op Hogeschool Windesheim en specialist digitaal opgroeien bij het Nederlands Jeugdinstituut stelt dat deze groep vaker kansen mist door hun beperkingen, stoornissen en problemen. ‘Ze zijn kwetsbaarder en worden daardoor sneller slachtoffer van pesterijen, die makkelijker uit de hand lopen en soms leiden tot doodsbedreigingen. Ook komen deze leerlingen vaker in contact met seksueel getinte media. En het komt ook allemaal nog eens de klas in. Veertig jaar geleden klaagden leerkrachten al dat leerlingen niet uitgeslapen waren. Maar smartphones en tablets blijken nog veel meer problemen te veroorzaken door deze continu toegankelijke informatiestroom en social media. Het is terecht dat opvoeders zich daarover achter de oren krabben.’
'Zorg dat ze zich online
niet anders gedragen
dan in de klas'
Nikken ziet ook dat veel scholen in het regulier onderwijs én in het speciaal onderwijs niet weten hoe ze hier mee om moeten gaan. ‘Er zijn wel leerkrachten die in hun lessen aandacht besteden aan mediawijsheid, maar het gebeurt nog steeds niet uniform, vanuit de hele school, met visie en protocollen. Sowieso zie ik scholen worstelen met de vraag hoe ver ze daar in kunnen of moeten gaan. Want je kunt nu eenmaal niet achter de voordeur thuis kijken. Het blijkt vaak ook moeilijk voor leraren om het gesprek aan te gaan met ouders. Ouders komen er zelf al nauwelijks aan toe om hun kind digitaal op te voeden.’
In zijn onderzoek naar mediawijsheid in het speciaal onderwijs kwam Nikken geregeld leerkrachten tegen die het idee hebben dat ze al die digitale ontwikkelingen niet begrijpen. Maar je hoeft volgens hem helemaal niet op de hoogte zijn van alle technische ins en outs, van hoe platform X werkt en hoe je medium Y gebruikt. ‘Het gaat om de opvoedkundige taak die je hebt. Je moet ervoor proberen te zorgen dat leerlingen zich online niet anders gedragen dan in de klas, met respect dus voor anderen. En dat je leerlingen kritisch leert kijken naar informatie, zodat zij beter leren beoordelen wat nuttig of waardevol is en wat niet.’
Nikken noemt in dit verband het Netwerk Mediawijsheid dat bedoeld is om bijvoorbeeld leerkrachten te ondersteunen bij de digitale opvoeding van kinderen. ‘Er zijn daar allerlei protocollen en lespakketten te vinden waarmee scholen aan de slag kunnen. Maar we zien in ons onderzoek ook dat speciaal onderwijs scholen daar nog onvoldoende gebruik van maken. Mogelijk omdat ze de weg ernaar toe niet kennen, of misschien omdat het lesmateriaal niet past bij wat echt nodig is.’ Nikken verwacht dat dat zal veranderen, omdat digitale geletterdheid vanaf volgend jaar wordt opgenomen in de kerndoelen voor het onderwijs. Hij maakt zich wel zorgen: ‘Scholen kiezen natuurlijk zelf welke materialen ze gaan gebruiken. En het aanbod is behoorlijk divers, er zijn zzp-ers actief - mensen met goede intenties, maar niet altijd met een degelijke media-pedagogische achtergrond. Het zou goed zijn als de overheid op dit punt meer regie zou nemen. Het ontwikkelen van beleid inzake digitale geletterdheid is nog behoorlijk stroperig.’
Ook de aandacht die lerarenopleidingen besteden aan digitale geletterdheid is nog te gering, vindt Nikken: ‘Op pabo’s, bij sociaal werk en pedagogiek hebben digitale geletterd en mediawijsheid in het hbo en mbo nog nauwelijks een vaste plek in het curriculum gekregen. Maar studenten moeten straks wel weten hoe ze in hun toekomstig werk om moeten gaan met het mediagebruik van leerlingen. Ze moeten het beter gaan doen dan de huidige leerkrachten en docenten.’
Hoe ga je om met kwetsbare leerlingen?
|
Dit artikel verscheen in de Edux-special van Didactief, november 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven