Interview

De rekencoördinator maakt het verschil

Tekst Masja Lebouille
Gepubliceerd op 15-01-2024 Gewijzigd op 12-01-2024
Wil je het rekenonderwijs op school een boost geven, dan is een rekencoördinator onmisbaar. Hoe kun die het beste opleiden en begeleiden, en wat zie je daarvan terug in de klas? Didactief sprak met twee ervaren rekencoördinatoren en een pabodocent rekenen/wiskunde.

Elke school een rekencoördinator: bij Atlant Basisonderwijs (gemeente Velsen) is het inmiddels de standaard. Want je kunt wel een nieuwe methode aanschaffen of beleid op papier zetten, zonder spin in het web vertaalt zich dat niet naar de klas, stellen Manouk Nagtegaal en Tanneke van der Boor, beiden intern begeleider en bovenschoolse rekencoördinator. Ze fungeren als vraagbaak voor de rekencoördinatoren bij Atlant. Nagtegaal: ‘Het begint met het gezamenlijk ontwikkelen van een visie. Daarna ga je kijken: hoe willen we dat bereiken? Hoe zien we dat voor ons?’ Die visie levend houden in de klassen is de belangrijkste uitdaging voor de rekencoördinator. ‘En soms bijschaven, want de ontwikkelingen in onderzoek gaan razendsnel,’ zegt Van der Boor. Niet voor niets bezoeken de dames minstens eens per jaar een studiedag, zoals de Nationale Rekencoördinatordag, en sparren ze regelmatig met directeuren en kwaliteitsmedewerkers van het bestuur (zie ook kader).

Foto: (v.l.n.r.) Manouk Nagtegaal, Tanneke van der Boor en Daan Doing

Overgang naar
het platte vlak
maken we te snel

 

Getallenlijn

Het verkleinen van de kloof tussen wat bekend is uit onderzoek en hoe dat landt in de praktijk, ziet Daan Doing als een belangrijke missie. Hij is docent rekenen-wiskunde aan de Ipabo in Amsterdam en leidde aan verschillende opleidingen rekencoördinatoren op. Daarvoor komt hij veel op scholen. ‘Een voorbeeld is dat kinderen blijven tellen, op hun vingers of met voorwerpen. Ze zien de structuur nog niet. Maar dan kom ik in de klas en hangt er een getallenlijn met allemaal kleine streepjes. Dat lokt tellen uit.’ Liever laat je leerlingen die sprongen eerst fysiek ervaren, bijvoorbeeld door sprongen van vijf te maken op een lege getallenlijn op de grond, adviseert Doing. Want die overgang naar het platte vlak maken we vaak veel te snel. Doing: ‘Neem het metriek stelsel, voor veel leraren een lastig domein. Hoe zorg je ervoor dat leerlingen echt begrijpen wat één kuub is? Nou, door ze bijvoorbeeld te laten experimenteren met een zak van één kuub: hoeveel kinderen passen erin? En door ze te laten onderzoeken: Hoeveel kuub is dit lokaal?’ Zo’n les vergeten leerlingen nooit meer, benadrukt Doing, en met een rekencoördinator haal je zulke tips makkelijker de school in. Nog beter is het als die samen met leerkrachten uitdagende lessen voorbereidt. Dan kun je valkuilen voorkomen en kunnen parallelcollega’s iets aan elkaar hebben.

Kennis van rekenen-wiskunde (leerlijnen, referentieniveaus) en de bijbehorende didactiek is voor een rekencoördinator de basis, stelt het drietal. Daar is in de opleiding tot rekencoördinator veel aandacht voor. Wel ziet Nagtegaal dat taken en verantwoordelijkheden verschuiven. ‘Waar je als rekencoördinator eerst vooral een specialist was, gaat het nu veel meer over coaching en inhoudelijk leidinggeven.’ Je collega’s observeren en feedback geven is daarbij cruciaal. Nagtegaal: ‘Je bent geen beoordelaar, maar een enthousiaste collega met meer kennis en achtergrondinformatie. Die meedenkt en inspireert.’ Soms best spannend misschien, zo’n nieuwe rol? Doing: ‘Ik raad beginnende coördinatoren aan om eerst met een externe onderwijsadviseur bij collega’s te kijken. Die is er namelijk in getraind om te benoemen wat niet goed gaat, maar ook waar iemands kracht en potentie zit.’ Ook de directeur of de ib’er kan een startende coördinator bij lesbezoeken op sleeptouw nemen, vult Van der Boor aan.

‘Als je niet weet
waar de hiaten liggen,
sta je 1-0 achter’

 

Analyse

Vijf keer per jaar ontmoeten de rekencoördinatoren van Atlant elkaar om ervaringen uit te wisselen en actueel rekenonderzoek te bespreken. Nagtegaal en Van der Boor leiden die middagen en steeds weer vallen de grote verschillen tussen scholen op. Het analyseren van schoolresultaten is voor sommigen bijvoorbeeld nog nieuw. Van der Boor: ‘Als je niet weet op welke domeinen je school goed scoort en waar de hiaten liggen, sta je 1-0 achter. Daarom bespreken we de schoolresultaten samen op onze netwerkbijeenkomst.’ Daarin ligt ook een taak voor ib’ers en directeuren, vult Doing aan. Zij kunnen collega’s wegwijs maken in de wirwar aan cijfers.

Het verloop onder leerkrachten én het lerarentekort zijn voor de rekencoördinator grote hobbels. Zo is op basisschool Franciscus, één van de twee scholen waar Van den Boor werkt, een derde van het team nieuw. ‘Iedereen laten werken volgens de visie van de school is dan een grote uitdaging.’ Er zit niks anders op dan daar elk jaar opnieuw energie in steken.

Een andere voorwaarde voor resultaat: het aantal taakuren dat een rekencoördinator krijgt. Minstens een halve dag per week, meer nog als er een nieuwe methode moet worden geïmplementeerd, vinden Van der Boor en Nagtegaal. Maar die uren op papier zetten is niet genoeg. Doing: ‘Ik hoor nog te vaak dat een rekencoördinator een klas moet opvangen als iemand ziek is, dan blijven al zijn taken liggen. Kies er dus vaker voor om een klas op te splitsen of naar huis te sturen, zodat je als directeur aanstuurt op resultaten voor de lange termijn. Want alleen zo kun je met je rekenonderwijs echt het verschil maken.’
 

Maak van streefniveau standaardniveau


Steeds minder leerlingen stromen uit op 1S-niveau: dat concludeerden Manouk Nagtegaal en Tanneke van der Boor- beiden bovenschools rekencoördinator – bij het analyseren van de rekenscores van Atlant. Ze trokken de stoute schoenen aan en stuurden de bestuurder een berichtje: kregen ze groen licht om op onderzoek uit te gaan? Zo geschiedde en de dames verdiepten zich in literatuur en gingen in gesprek met rekencoördinatoren en de kwaliteitsgroep van de stichting. Ook zetten ze een enquête onder leerkrachten en intern begeleiders uit. Een belangrijke conclusie: veel leerkrachten werken toe naar 1F-niveau, terwijl 1S het uitgangspunt voor alle leerlingen moet zijn. Ook het uiten van hoge verwachtingen – vooral voor meisjes – vinden leraren lastig. De belangrijkste aanbevelingen? Verander ‘streefniveau’ in ‘standaardniveau’, zodat je de mindset van leraren aanspreekt, en laat leraren meer tijd besteden aan automatiseren (neem een voorbeeld aan succesvolle landen als Singapore en Japan). Last but not least: geef de rekencoördinator een permanente en prominente rol in de school.

Foto: (v.l.n.r.) Manouk Nagtegaal, Tanneke van der Boor en Daan Doing

 

Dit artikel verscheen in de OCW-special Naar een sterke basis rekenen-wiskunde van Didactief, januari 2024.

Verder lezen

1 Vingertellen is tijdelijk onmisbaar

Click here to revoke the Cookie consent