Nieuws

De kansen van meertaligheid

Tekst Filip Bloem
Gepubliceerd op 01-10-2019 Gewijzigd op 01-10-2019
Steeds minder leerlingen kiezen vreemde talen, terwijl daarmee de kansen op een baan goed lijken. Hoe maak je talen populair? ‘Het gaat niet over rijtjes stampen, maar over cultuur.’  

Nederland is meertaliger dan ooit. In het spoor van globalisering en Europese integratie leven hier steeds meer mensen met een biculturele achtergrond, op straat hoor je tegenwoordig woorden uit alle windstreken. In Talen voor Nederland riep de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in 2018 al op om te doordenken wat meertaligheid betekent voor het vreemdetalenonderwijs. Uit een grootschalig onderzoek van het Nationaal Platform voor de Talen onder studenten en alumni dat eind augustus werd gepresenteerd blijkt ook: een talenstudie biedt veel mogelijkheden op de arbeidsmarkt (zie kader ‘Succes met talenstudie’).

Toch kampen talenstudies met teruglopende studentenaantallen, op middelbare scholen worden Frans en Duits minder gekozen en soms zelfs afgeschaft. Zorgelijk, vindt Daniela Fasoglio, vakexpert van SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. ‘In Nederland denken we weleens dat je aan Engels genoeg hebt. Maar als je internationaal zaken doet of in het buitenland stage loopt, dan heb je er echt voordeel van als je de lokale taal spreekt. Talen als Duits, Frans of Spaans leer je niet met een uur les per week. Toch spreek ik taaldocenten die minder uren krijgen toegekend. Dat kan niet. Om de gewenste beheersingsniveaus te halen, zijn meer contacturen per week nodig.’

 

Meer dan naamvallen

Als het belang van talen zo duidelijk is, waarom laat de belangstelling ervoor in het voortgezet onderwijs dan te wensen over? Fasoglio denkt dat er van vakken als Frans of Duits vaak een verkeerd beeld bestaat. Ze worden geassocieerd met grammatica en rijtjes stampen, maar bij vreemde talen draait het om meer dan technische vaardigheden. ‘Taal is een sociaal-communicatief fenomeen, onlosmakelijk verbonden met identiteit. Door iemands taal te leren, ga je begrijpen hoe die persoon in de wereld staat. Dat is cruciaal voor de communicatie.’ De interculturele, communicatieve kant van talen moet volgens Fasoglio in het onderwijs meer aan bod komen.


Open houding

Het vorig jaar vernieuwde Europees Referentiekader Talen (ERK, zie kader ‘Van A1 tot C2’) biedt aanknopingspunten voor het soort taalonderwijs dat Fasoglio voor ogen staat. De aanvullende niveaubeschrijvingen helpen leraren om doelen te formuleren op het gebied van interactie en mediation (activiteiten gericht op betere communicatie, bijvoorbeeld schakelen tussen talen, samenvatten, uitleggen, vereenvoudigen, ver- of hertalen). SLO organiseert bijeenkomsten voor leraren en lerarenopleiders waarin zij verkennen hoe ze het ERK in hun onderwijs kunnen toepassen.

Heel zinvol, zegt Doris Abitzsch, vakdidactica Duits aan de Universiteit Utrecht. ‘De teksten van het ERK zijn niet altijd even toegankelijk; SLO helpt om de vertaalslag te maken naar lesmateriaal voor de klas.’ Hoe ziet dat eruit? Abitzsch noemt een oefening waarbij een leerling moet bedenken hoe hij een Nederlander die geen Frans kent en een Fransman die geen Nederlands spreekt aan elkaar zou kunnen voorstellen. Fasoglio vertelt over een project van de Rijksuniversiteit Groningen waarbij basisschoolleerlingen in talen als Fries, Pools en Arabisch leren om tot tien te tellen en elkaar te begroeten.
Gaan kinderen al die talen daadwerkelijk leren? Nee, maar dat is de bedoeling ook niet. ‘Het gaat erom kinderen nieuwsgierig te maken naar andere talen. Zo ontwikkelen ze een open houding ten opzichte van talen, hun gebruikers en het beeld dat talen kunnen oproepen. De affectieve dimensie van taal kan de motivatie om talen te leren beïnvloeden.’


Cultuur in schijnwerpers

Omgekeerd stimuleert het nieuwe ERK leraren om de kansen te zien van een meertalige achtergrond van leerlingen. Aandacht voor de taal of talen die leerlingen al beheersen, versterkt hun zelfvertrouwen en hun taalbewustzijn, vinden Fasoglio en Abitzsch. Fasoglio: ‘De eerste taal van een kind is onderdeel van diens identiteit. Als je die taal waardeert door er gebruik van te maken in de les, leg je de basis voor nieuwe talen.’ Abitzsch: ‘Iemand die van huis uit al ervaring heeft met meer talen, zal makkelijker een nieuwe taal leren. Daar kun je als leraar je voordeel mee doen.’
Verder denkt ze dat het onderwijs relevanter en aantrekkelijker wordt als de culturele component van talen meer in de schijnwerpers komt te staan. Dat kan door meer met creatieve teksten als verhalen en songs te werken, of door in te gaan op culturele verschillen in betekenis. Neem ‘mama’, in veel talen het eerste woord dat een kind leert. Abitzsch: ‘Voor veel Nederlanders is “mama” de vrouw die in deeltijd kan werken en na school thuis met thee en koekjes wacht. Ik ben in de DDR opgegroeid en daar had “mama” vaak een voltijdbaan en verwachtte ze dat de kinderen ook wat deden in het huishouden.’
Taal is onlosmakelijk met cultuur verbonden, wil Abitzsch maar zeggen. En dat maakt het interessanter én relevanter dan alleen grammatica en rijtjes stampen. Natuurlijk blijft het belangrijk om structuren en woordenschat te leren, maar maak ook voor leerlingen duidelijker dat het uiteindelijk om communicatie gaat. Talen verbreden je horizon.

 

Van A1 tot C2

Het Europees Referentiekader Talen (ERK) is een systeem van niveaubeschrijvingen voor moderne vreemde talen, lopend van beginner (A1) tot vergevorderd (C2). Het ERK helpt docenten doelen te stellen en maakt het niveau van leerlingen goed vergelijkbaar, ook internationaal. Het ERK is sinds 2001 ingeburgerd geraakt in het Nederlandse onderwijs, maar is niet verplicht. De vorig jaar gelanceerde aanvulling richt zich op interculturele communicatie en meertaligheid en bevat nieuwe uitwerkingen voor het po.

Meer informatie: slo.nl/companion-volume.

 

 

Succes met talenstudie

Bijna alle ondervraagde alumni hebben na hun studie een baan gevonden, blijkt uit een enquête van het Nationaal Platform voor de Talen onder 840 bachelorstudenten en 721 recent afgestudeerden van talenstudies en 35 werkgevers die een taalstudent als stagiair hebben begeleid. Ze werken in heel diverse sectoren en beroepen, veelal in loondienst en soms als zzp’er of promovendus. Het onderwijs is het meest populair. Daarnaast werken veel oud-studenten in marketing en communicatie, onderzoek en wetenschap, en bij de overheid. Hun functies variëren van communicatieadviseur tot beleidsmedewerker en van ICT-consultant tot literair vertaler of museummedewerker.
De alumni zijn erg tevreden over hun opleiding. Maar liefst 72,1% zou opnieuw voor dezelfde studie kiezen en een nog grotere meerderheid (87,5%) raadt ook anderen aan om een talenstudie te kiezen.

 

Dit artikel verscheen in Didactief, oktober 2019.

Click here to revoke the Cookie consent