Interview

De favoriete leraar van Johannes Visser

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 26-12-2015 Gewijzigd op 24-12-2020
Beeld Martijn van de Griendt
Johannes Visser zat van 2000-2006 op het Zaanlands Lyceum in Zaandam en kreeg hier in de bovenbouw Nederlands van Peter Casteleijn, van 1993-2014 leraar en schoolleider op deze school. Johannes is sinds 2010 leraar Nederlands op zijn oude school en onderwijsjournalist voor De Correspondent. Hij won in oktober 2015 de Nationale Prijs voor Onderwijsjournalistiek.  

Natuurlijk hadden ze elkaar nog recent gezien – van 2010 tot 2014 waren Johannes Visser en zijn vroegere leraar Nederlands collega’s. Maar Peter Casteleijn heeft de leerling Johannes ook nog haarscherp op zijn netvlies staan: ‘Je zat in de middenrij rechts.’
JV: ‘Nee, links.’
PC: ‘Je had zo’n hoofd van: je vertelt me het nu wel allemaal, maar klopt het eigenlijk?’
JV: ‘Hahaha, ja, ik weet nog het moment dat ik bedacht dat het desinteresse uitstraalde als ik zo onderuitgezakt in de bank zat.’
PC: ‘Dat viel wel mee, maar je was kritisch.’
JV: ‘Bij jou misschien, bij andere leraren was ik heel braaf. Ik ben er nooit uit gestuurd, had nooit onvoldoendes.’ 

 

Peter had natuurlijk gezag, humor en persoonlijkheid

 

Klassikaal lesgeven

JV: ‘Ik luisterde altijd graag naar Peter. Hij had een natuurlijk gezag, humor, persoonlijkheid en verstand van zaken. Het was echt niet zo dat hij een vernieuwende didactiek had. We hoefden bij hem niet de tafeltjes aan elkaar te schuiven.’
PC: ‘Klopt. Maar ik stond ook niet als een predikant voor de klas. Ik was vaak met leerlingen in gesprek over de stof.’
JV: ‘Je was een voorbeeld van hoe je klassikaal heel goed les kunt geven.’
PC: Ik vroeg hen bijvoorbeeld wat ze al wisten van een onderwerp. Leerlingen weten vaak meer dan ze zelf doorhebben en kunnen fantastisch redeneren.’  
JV: ‘Het was echt een dialoog. Zullen we het socratische dialogen noemen?’
PC: ‘Nou, laten we dat maar niet doen. Maar de dialoog was wel mijn didactische vorm. Het is ontzettend leuk om met een groep jonge mensen te praten over dingen die je fascineren.’
JV: ‘Mijn les die ik als leraar van jou heb opgestoken is: het draait niet om telkens weer leuke nieuwe werkvormen. Een goede docent is een tof mens die een goede band met de klas heeft.’

Boekenclub

PC: ‘Ik gaf het liefst les over literatuur, daar probeerde ik zoveel mogelijk de cultuurgeschiedenis in bredere zin aan te verbinden.’
JV: ‘Ik kan me inderdaad weinig tekstverklaring en samenvatten herinneren. Ik geloof niet dat je ons ooit in een tekst alle signaalwoorden hebt laten onderstrepen.’
PC: ‘Dat konden jullie al. Daar hadden jullie mij niet voor nodig.’
JV: ‘Ik herinner me nog de aardappel van Freud. Jij legde het onbewuste uit, maar je kon geen mooie cirkel tekenen en daarom noemde je het de aardappel.’
PC: ‘Het feit dat je dat nu nog weet, bewijst dat het heeft gewerkt.’
JV: ‘Is dat een trucje dat je leerde op de lerarenopleiding?’
PC: ‘Nee joh, dat ontstaat gewoon. Als je zoiets van tevoren moet bedenken, wordt het cabaret.’
JV: ‘Herinner je je nog die intercollegiale visitatie? Dat er een collega bij jou in de klas kwam kijken? Dat had je met ons helemaal voorbereid: eerst moest het een puinhoop zijn, dan zou jij voor de klas gaan staan….’
PC: ‘… en een genadig knikje geven…’
JV: ‘…en zouden we meteen stil zijn. Daarna stond de hele klas weer op om de eerste regels van het Wilhelmus te zingen.’
PC: ‘Ach ja, die intercollegiale visitatie, daarmee kon ik mooi het dadaïsme uitleggen.’
JV: ‘Wat jij had met literatuur, heb ik met taalbeheersing. Maar ik vind het wel belangrijk dat leerlingen lezen, daarom ben ik een boekenclub begonnen. Dat slaat enorm aan. Het eerste jaar had ik 40 leerlingen, dit jaar 120. We lezen samen boeken, krijgen een schrijver op bezoek en gaan literair kamperen.’
PC: ‘Fantastisch! Wat een leuk idee!’

 

Ik herinner me nog de aardappel van Freud

 

Oude kranten

JV: ‘Toen ik hier begon, kreeg ik meteen eigen klassen. Niks eerst meekijken met ervaren collega’s zoals ik van anderen hoorde. Peter, of ‘oom Peter’ zoals hij zijn mails afsloot, was wel mijn begeleider, maar dat had weinig om het lijf.’
PC: ‘Je moet je als begeleider niet opdringen. Ik zag dat hij me niet nodig had.’
JV: ‘Het is fijn om te starten met een volwassen baan met verantwoordelijkheden.’
PC: ‘Ik heb je wel vermanend toegesproken toen ik eens een stapel toetsen onder de oude kranten vond.’
JV: ‘Ik ben inderdaad wat slordig.’
PC: ‘We moesten op een gegeven moment aan je trekken. Je was er niet helemaal van overtuigd dat je leraar wilde blijven.’
JV: ‘Alleen leraar zijn vind ik inderdaad niet leuk. Alleen journalist zijn misschien wel, maar voor De Correspondent is mijn journalistieke meerwaarde juist dat ik ook les geef. Ik zie wel hoe het loopt, ik ben vrij pragmatisch en stippel mijn loopbaan niet uit.’
PC: ‘Jij hebt het. Dat voelde ik als ik bij jou de klas in liep, er was geen spanning.’
JV: ‘Zolang die interactie met de klas er maar is, dat is het allerbelangrijkste.’
 

 

Dit artikel verscheen in de rubriek 'De favoriete leraar van...' in Didactief, december 2015.
 

Click here to revoke the Cookie consent